ECLI:NL:RBDHA:2025:7748

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL25.6658
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Afghaanse nationaliteit met problemen door werkzaamheden voor het leger

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Afghaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser diende op 21 augustus 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 5 februari 2025 werd afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep op 18 maart 2025, waarbij eiser niet verscheen, maar zijn gemachtigde wel. Eiser heeft verklaard dat hij Afghanistan heeft verlaten vanwege de machtsovername door de Taliban, die hem en zijn familie bedreigen vanwege zijn werkzaamheden voor het Afghaanse leger. Verweerder heeft de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over de problemen met zijn vader en familieleden echter niet erkend, wat de rechtbank in deze uitspraak aanvecht. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser niet als samenhangend en aannemelijk kunnen worden beschouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de nieuwe informatie over het overlijden van eisers moeder in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6658

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 21 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. [1]
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiser deelgenomen. Eiser is zonder voorafgaand bericht niet verschenen. Namens verweerder is met voorafgaand bericht geen gemachtigde verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser heeft de Afghaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1999. Eiser heeft verklaard dat de machtsovername van de Taliban de aanleiding is geweest om Afghanistan te verlaten. Hij vreest voor de Taliban omdat zij na de machtsovername op zoek gingen naar mensen die voor de machtsovername bij de overheid hebben gewerkt. Eiser valt ook in die groep. Zo heeft hij in het Afghaanse leger gediend en daarna gewerkt als lijfwacht van zijn neef die de directeur van een provinciaal overheidsorgaan was. De Taliban zou eisers moeder en zus thuis hebben opgezocht en hen hebben meegenomen naar het politiebureau voor ondervragingen. Dit was de directe aanleiding voor eiser om Afghanistan te verlaten.
Eiser vermoedt dat zijn vader en andere familieleden informatie over eisers werkzaamheden hebben doorgeven aan de Taliban. Zij hebben namelijk nauwe banden met de Taliban. Familieleden van eisers vader zijn actief lid van de Taliban en/of van een gelieerde Islamitische partij. Ook wilde eisers vader de zus van eiser uithuwelijken aan een lid van de Taliban, maar dit heeft eiser tegengehouden. De vader van eiser heeft daarna eiser, zijn moeder en zijn zussen mishandeld en ervan beschuldigd zijn eer te hebben geschaad. Eiser vreest ervoor dat zijn vader onder het regime van de Taliban amnestie zou krijgen als hij eiser, zijn moeder en/of zijn zussen iets zal aandoen. Gelet op de eerdere spanningen en mishandelingen die plaats hebben gevonden, lopen eiser en zijn moeder en zussen gevaar.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
de werkzaamheden van eiser voor het Afghaanse leger; en
de problemen van eiser met zijn vader en diens familie vanwege eisers werkzaamheden voor het Afghaanse leger.
5. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook eisers werkzaamheden voor het Afghaanse leger vindt verweerder geloofwaardig. Verweerder vindt de problemen van eiser met zijn vader en zijn familie vanwege zijn werkzaamheden echter niet geloofwaardig. De verklaringen van eiser vormen namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel. [2] Uit eisers verklaringen blijkt ten eerste niet dat hij problemen heeft gehad met zijn vader en familieleden vanwege zijn werkzaamheden. Daarnaast heeft eiser summier en vaag verklaard over de positie van de familieleden binnen de Taliban en de andere partij. Ook baseert eiser op persoonlijke vermoedens dat zijn familieleden de Taliban op de hoogte zouden hebben gebracht van zijn werkzaamheden. Tot slot heeft eiser oppervlakkig en niet aannemelijk verklaard over dat hij gezocht zou worden door de Taliban. Dat eiser ui Afghanistan komt en dat hij voor het leger heeft gewerkt, zijn op zichzelf geen reden om eiser een asielvergunning te geven. Eiser heeft geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin. [3] Hij loopt bij terugkeer naar Afghanistan ook geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM, [4] omdat hij zijn vrees om gedood te worden door de Taliban niet aannemelijk heeft gemaakt en ook niet aannemelijk is dat hij bij terugkeer nog voor zijn vader te vrezen heeft.
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser betoogt allereerst dat de toegepaste geloofwaardigheidsbeoordeling [5] van verweerder in strijd is met het Unierecht. Hierbij verwijst hij naar de prejudiciële vragen die zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats Roermond. [6] Eiser verzoekt om aanhouding van de zaak in afwachting van de beantwoording door het Hof van Justitie van de Europese Unie van de gestelde prejudiciële vragen. Eiser betoogt daarnaast dat verweerder de problemen vanwege zijn werkzaamheden ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Uit eisers verklaringen blijkt wel degelijk dat hij problemen heeft met zijn vader en familieleden vanwege zijn werkzaamheden en dat hij gezocht wordt door de Taliban, mede vanwege de persoonlijke vete met zijn vader. Dat eiser wordt gezocht door de Taliban blijkt uit meerdere huiszoekingen en het feit dat zijn moeder en zus zijn aangehouden en ondervraagd over eiser. Eisers vader heeft hem in het verleden al concreet bedreigd en zou hem onder het regime van de Taliban zonder represailles kunnen doden. Eiser wijst ter onderbouwing van deze standpunten op een rapport van het EUAA [7] en een brief van VWN. [8] Eiser heeft in zijn nadere gronden aangegeven dat zijn moeder recent (tijdens de beroepsfase) is overleden. Eiser overlegt een verklaring van zijn zussen over deze gebeurtenis, waarin staat dat zij hun moeder levenloos aantroffen nadat de vader langs was geweest, en verder transcripties van twee gesprekken en een medisch document waaruit zou blijken dat het oog van de moeder beschadigd is vanwege eerdere mishandelingen door de vader.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
De werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling
8. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan over de nieuwe werkwijze van verweerder voor de geloofwaardigheidsbeoordeling. [9] Uit deze uitspraak volgt dat de nieuwe werkwijze geen verhoogde bewijsmaatstaf bevat die in strijd is met het Unierecht. Wel moet verweerder alle omstandigheden in een specifiek geval altijd in samenhang beoordelen om tot een conclusie over de geloofwaardigheid te komen. De cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, kunnen dus niet als strikte checklist worden getoetst door verweerder. De grond van eiser dat de werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling op zichzelf in strijd is met het Unierecht, slaagt dus niet. De rechtbank ziet, gelet op voornoemde uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, geen aanleiding te wachten op de beantwoording door het Hof van Justitie van de Europese Unie van de gestelde prejudiciële vragen.
De geloofwaardigheid van de problemen van eiser
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
9.1.
Verweerder mocht zich wel op het standpunt stellen dat eisers verklaringen over de rol en positie van de familieleden van zijn vader summier en vaag zijn. [10] Zo heeft eiser niet duidelijk gemaakt waaruit blijkt dat zij lid zijn van de Taliban. Ook mocht verweerder verwachten dat eiser, nu hij stelt te vrezen voor deze personen, meer kon vertellen over wat voor soort positie zij binnen de Taliban en/of de andere partij hebben. De grond van eiser dat verweerder niet mocht stellen dat de partijen een gespannen verhouding hebben, slaagt niet. Verweerder heeft dit standpunt namelijk onderbouwd met verschillende recente bronnen. Ook mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat het op persoonlijke vermoedens gebaseerd is dat eisers vader en oom de Taliban op de hoogte zouden hebben gebracht van zijn werkzaamheden. [11] Verweerder mocht erop wijzen dat de conservatieve instelling en gewelddadigheid van eisers vader op zichzelf niet betekenen dat hij ook banden heeft met de Taliban. Deze tegenwerpingen zijn echter op zichzelf niet genoeg voor een draagkrachtig gemotiveerd besluit. De rechtbank gaat hierna in op de andere tegenwerpingen van verweerder.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft uitgelegd waarom de verklaringen dat eiser gezocht wordt door de Taliban, oppervlakkig en niet aannemelijk zijn. De rechtbank vindt hierbij allereerst van belang dat verweerder eisers verklaringen over de huiszoekingen niet volledig heeft meegenomen in het bestreden besluit. Eiser heeft namelijk verklaard dat bij de huiszoeking aan de moeder en zus van eiser specifiek is gevraagd waar eiser verbleef. [12] Ook heeft eiser verklaard dat werd gezocht naar wapens die hij van de overheid heeft gekregen. Eiser geeft hiermee een indicatie dat de Taliban specifiek op zoek waren naar hem en op de hoogte waren van zijn werk voor de overheid. Verweerder heeft deze verklaringen ten onrechte niet meegenomen in de beoordeling of de Taliban op de hoogte zijn van eisers werkzaamheden en of hij daardoor in de negatieve aandacht staat. Het wekt bij de rechtbank daarnaast vervreemding dat verweerder de verklaringen van eiser over de huiszoekingen summier en oppervlakkig vindt. Volgens verweerder maken de verklaringen niet inzichtelijk op welke wijze de Taliban naar eiser op zoek zijn. Verweerder is hierbij echter niet ingegaan op eisers verklaringen over het verloop van de huiszoeking, zoals dat ze het huis hebben omgeschept en eisers familieleden hebben bedreigd. [13] Ook is niet duidelijk waarom verweerder eisers verklaringen over de ondervraging van zijn moeder en zus, als oppervlakkig aanmerkt. Daarnaast blijkt uit het verslag nader gehoor niet dat is doorgevraagd over de manier waarop de Taliban eiser zocht. Ook de tegenwerping van verweerder dat eiser niet heeft gesteld dat zijn moeder en zus geen mogelijkheid hadden om ergens anders onderdak te vinden, houdt geen stand. Verweerder is hiermee namelijk niet ingegaan op de verklaringen van eiser dat zij thuis vast zitten en geen andere mannelijke familieleden hebben die hen kunnen begeleiden. [14] Verweerder heeft dus niet deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft met de Taliban vanwege zijn werkzaamheden. De rechtbank is het met verweerder eens dat hij eiser niet als lid van een risicogroep hoefde aan te merken enkel omdat eiser voor de voormalige overheid heeft gewerkt. Wel moest verweerder op basis van de individuele omstandigheden beoordelen of eiser alsnog in aanmerking komt voor bescherming. In deze beoordeling heeft verweerder onvoldoende meegenomen dat er wel indicaties bestaan dat eiser specifiek in beeld is bij de Taliban en dat dit te maken heeft met zijn werkzaamheden.
9.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ook niet mocht tegenwerpen dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij problemen heeft met zijn vader en diens familie vanwege zijn werkzaamheden. Verweerder heeft tegengeworpen dat de problemen niet voortkomen uit zijn werkzaamheden, maar doordat eiser de uithuwelijking van zijn zus aan een Talibanlid weigerde. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet voldoende heeft betrokken dat de problemen volgens eiser voortkwamen uit een combinatie van zijn werkzaamheden en de vete binnen de familie. Daarnaast heeft verweerder niet gemotiveerd bij het besluit betrokken dat eiser heeft verklaard dat zijn vader hem met de dood heeft bedreigd. [15] In het licht van die verklaringen wekt het bij de rechtbank ook bevreemding dat verweerder aan eiser tegenwerpt dat zijn vader hem nog niet heeft gedood, ondanks dat hij daar de kans toe had. De rechtbank volgt eiser echter niet in zijn stelling dat zijn vader hem onder het huidige regime zonder consequenties zou kunnen doden. De rechtbank is het hierin eens met verweerder dat dit niet volgt uit de aangehaalde landeninformatie, omdat daarin niet specifiek wordt gesproken over amnestie voor daden van vervolging tegen oud-overheidsmedewerkers. De rechtbank verwijst naar zijn oordeel onder 9.2 dat verweerder eiser niet als lid van een risicogroep aan hoefde te merken alleen omdat hij voor de voormalige overheid heeft gewerkt, maar wel op basis van de individuele omstandigheden nader moet beoordelen of eiser alsnog in aanmerking komt voor bescherming.
Nieuwe informatie in beroep
10. De rechtbank vindt ook van belang dat eiser in beroep nieuwe informatie heeft ingebracht over het overlijden van zijn moeder. Hierin komt naar voren dat eiser en zijn zussen hun vader verantwoordelijk houden voor de dood van hun moeder. Eiser stelt zich op het standpunt dat de documenten laten zien dat de vader gewelddadig is en ook nu nog een gevaar vormt voor eiser en zijn zussen. Verweerder heeft niet ter zitting en ook niet schriftelijk gereageerd op deze nieuwe informatie. De rechtbank is daarom niet bekend met het standpunt van verweerder daarover. Omdat het overlijden van de moeder relevant is voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de problemen van eiser en de vrees bij terugkeer, zal verweerder deze informatie mee moeten nemen in een nieuw besluit. Het is daarbij aan verweerder om te bepalen welke waarde hij toekent aan de nieuwe verklaringen en documenten.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond omdat verweerder het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
11.1.
De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag van eiser te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
11.2.
Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het beroep vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 5 februari 2025;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de totale proceskosten van eiser tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie artikel 31, zesde lid, onder c van de Vw 2000.
3.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Zie Werkinstructie 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
6.Zie de verwijzingsuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 7 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:136.
7.Europees Agentschap voor Asiel, ‘Landeninformatie Afghanistan’, november 2024, pagina 87-88.
8.VluchtelingenWerk Nederland, ‘Landeninformatie Afghanistan - medewerkers voormalige Afghaanse overheid en familieleden’, 30 januari 2025, pagina 2.
10.Zie paragraaf 3.2 van het bestreden besluit.
11.Zie paragraaf 3.3 van het bestreden besluit.
12.Zie pagina 18 en 19 van het nader gehoor.
13.Zie pagina 6 en 24 van het verslag nader gehoor.
14.Zie pagina 24 van het verslag nader gehoor.
15.Zie pagina 8 en 9 van het verslag nader gehoor.