ECLI:NL:RBDHA:2025:7858

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
NL25.9613 en AWB25/6812
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel in het bestuursrecht

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in twee beroepen van eiser, een Mexicaanse asielzoeker, tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie. Het eerste beroep betreft het plaatsingsbesluit van 20 februari 2025, waarbij eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen werd geplaatst. Het tweede beroep is gericht tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die aan eiser is opgelegd. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de minister en het COa zich lieten vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen ongegrond zijn. Eiser heeft niet betwist dat hij op 18 februari 2025 betrokken was bij een incident met een medebewoner, waarbij hij bedreigende en kwetsende opmerkingen heeft gemaakt en een fysiek gevecht is ontstaan. De rechtbank oordeelt dat het COa terecht heeft besloten tot plaatsing in de HTL, gezien de ernst van het incident en het feit dat eiser eerder betrokken is geweest bij vergelijkbare incidenten. Eiser heeft zijn medische situatie niet voldoende onderbouwd, en de rechtbank concludeert dat de maatregelen van het COa passend en noodzakelijk zijn voor de veiligheid op de opvanglocatie.

De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier K.E. Mulder. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen schadevergoeding toegekend. Tegen de uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar alleen voor het beroep tegen het plaatsingsbesluit, niet voor de vrijheidsbeperkende maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.9613 en AWB25/6812
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaken tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Mexicaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: drs. B.H. Wezeman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep betreft het besluit om eiser vanaf 20 februari 2025 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit). [1] Het tweede beroep van eiser is gericht tegen het besluit van de minister van dezelfde datum om hem een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw [2] op te leggen.
2. De rechtbank heeft de beroepen op 2 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht niet verschenen. De minister en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

3. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding in de proceskosten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
4. Uit de verslaglegging van het COa blijkt - kort samengevat - het volgende. Eiser is op 18 februari 2025 betrokken geweest bij een incident met een zeer grote impact. Het betreft een incident tussen eiser en een medebewoner. Het begon met een verbale confrontatie. Daarbij heeft eiser bedreigende en kwetsende opmerkingen geuit richting die medebewoner. Het gaat dan om opmerkingen als: “motherfucker”, “negro” en “I will kill you”. Dit is waargenomen door twee beveiligers. Daarna heeft er ook een fysiek gevecht plaatsgevonden. Op het moment dat de COa-medewerkers ter plekke zijn, staat eiser in de deuropening, terwijl de medebewoner zich heeft verplaatst naar de douche en/of het toilet. Ondanks pogingen om eiser te kalmeren blijft hij schelden en dreigen. Het COa heeft de gedraging van eiser gekwalificeerd als een gedraging met zeer grote impact.
Standpunten eiser
5. Eiser stelt dat hij zich onder behandeling van een arts in de nabijheid van de opvanglocatie waar hij verbleef heeft gesteld. Eiser voert aan dat de overplaatsing naar de HTL nadelige gevolgen heeft voor zijn behandeling. Eiser stelt dat het onvoldoende duidelijk is of het COa voldoende rekening heeft gehouden met de medische behandeling van eiser en de gevolgen van de plaatsing hiervoor.
Oordeel rechtbank
6. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten, dat eiser in de HTL kan worden geplaatst. Eiser betwist het incident niet. Dat betekent dat de rechtbank er vanuit gaat dat het incident zoals dat hiervoor is samengevat zich heeft voorgedaan. Het incident is terecht gekwalificeerd als een gedraging met zeer grote impact.
6.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat het COa terecht geen lichter middel heeft opgelegd. Daarbij is van belang dat dit niet het eerste incident is waar eiser bij is betrokken. Alleen al vorig en dit jaar zijn er verschillende incidenten met fysiek geweld en verbaal geweld gemeld. Ook zijn er al verschillende maatregelen ingezet om uw gedrag te corrigeren. Eiser raakt op 18 februari 2025 toch weer betrokken bij een incident. Gelet hierop, het feit dat het gedrag van eiser niet verbetert en de impact die het gedrag en het incident heeft op de veiligheid of het gevoel van veiligheid op de locatie, is het opleggen van de HTL maatregel passend en geboden. Voor zover eiser stelt dat zijn medische situatie daar aan in de weg staat, overweegt de rechtbank dat eiser niet onderbouwt wat die medische situatie dan precies is, dat er een GZA-akkoord voor de plaatsing is gegeven en dat als eiser medische hulp wenst hij dat in de HTL kan aangeven.
7. Dat betekent dat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is. En omdat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, is ook het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond.
8. Eiser krijgt dus geen gelijk. Het COa mocht eiser plaatsen in de HTL en de minister mocht de vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Eiser krijgt dus ook geen schadevergoeding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier.
de griffier de rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking van het proces-verbaal. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.Vreemdelingenwet 2000.