ECLI:NL:RBDHA:2025:7932
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor arbeid in loondienst op basis van negatieve adviezen UWV
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Zuid-Afrikaan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) voor het verblijfsdoel ‘Arbeid in loondienst’. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 14 juni 2024 afgewezen, en het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit van 10 oktober 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk, de gemachtigde van de minister en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om in onderling overleg tot een oplossing te komen, maar de minister heeft bij brief van 12 maart 2025 zijn standpunt gehandhaafd.
Eiser had de aanvraag ingediend omdat hij als manager ICT bij referent [naam 2] werkzaam wilde zijn. De minister vroeg advies aan het UWV, dat op 6 juni 2024 negatief adviseerde, onder andere omdat er voldoende aanbod op de arbeidsmarkt was en de werkgever onvoldoende had gezocht naar kandidaten. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de minister op goede gronden het negatieve advies van het UWV heeft gevolgd. Eiser heeft niet aangetoond dat er geen prioriteitsgenietend aanbod was en zijn argument dat hij de enige kandidaat was, werd door de rechtbank niet geaccepteerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.