ECLI:NL:RBDHA:2025:7939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
NL24.48152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Jemenitische nationaliteit met betrekking tot de situatie van willekeurig geweld in Jemen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Jemenitische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 14 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 18 november 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser stelt dat hij gevaar loopt in Jemen vanwege de oorlog en zijn vriendschap met een informant van de Houthi's. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft aangetoond dat eiser geen reëel risico loopt op willekeurig geweld in Jemen. De rechtbank concludeert dat eiser nog steeds belang heeft bij zijn beroep, ondanks dat hij Nederland heeft verlaten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48152

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.L. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 14 mei 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 18 november 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Jemenitische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2004. Hij legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser loopt in Jemen gevaar vanwege de oorlog. Ook heeft hij problemen vanwege zijn vriendschap met [naam] die een informant voor de Houthi’s was. [naam] is opgepakt door de moslimbroeders en zij zijn ook bij eiser thuis geweest om eiser te zoeken.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser; en
de problemen van eiser vanwege zijn vriendschap met [naam].
4. Verweerder vindt de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, maar zijn identiteit niet. Eiser heeft zijn identiteit namelijk niet onderbouwd met voldoende documenten en heeft daarvoor geen goede verklaring. [2] Ook vindt verweerder eisers problemen vanwege zijn vriendschap met [naam] niet geloofwaardig, omdat eisers verklaringen zijn gebaseerd op vermoedens en aannames. [3] Dat eiser uit Jemen komt is onvoldoende om aan te nemen dat hij een vluchteling is als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag [4] of dat hij bij terugkeer naar Jemen een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [5] Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege individuele omstandigheden een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld in Jemen. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. Bij verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang nu eiser niet langer aanwezig is in Nederland en kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Ten eerste is zijn identiteit wel geloofwaardig. Hij heeft die onderbouwd met zijn geboorteakte, kopieën van zijn eigen paspoort en die van zijn ouders en een kopie van zijn schooldiploma. Eiser heeft een bijzonder zware reisroute afgelegd, namelijk via Wit-Rusland en Polen. Daarom is het niet opmerkelijk dat hij zijn identificerende documenten onderweg is kwijtgeraakt en niet precies weet hoe dat is gebeurd. Ten tweede baseert eiser zijn verklaringen over zijn problemen vanwege [naam] niet op vermoedens, maar op zijn eigen waarnemingen. Een verklaring van de buurman die eiser bij de zienswijze heeft overgelegd, bevestigt dat een gewapende groepering eisers huis heeft bezocht. Uit een overgelegd gerechtelijk document blijkt dat eiser wordt verdacht van betrokkenheid bij de Houthi’s. Verweerder heeft daarnaast in het bestreden besluit onvoldoende en niet op de juiste wijze rekening gehouden met het actuele geweldsniveau en de humanitaire situatie in Jemen. Eiser verwijst daarbij naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 28 november 2024. [6]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal hieronder toelichten hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Procesbelang
7. Omdat eiser in de beroepsfase met onbekende betrekking (MOB) is vertrokken, ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag gesteld of hij nog belang heeft bij de behandeling van zijn beroep. De rechtbank stelt daartoe de volgende feiten vast. Verweerder heeft de rechtbank op 3 februari 2025 bericht dat eiser op 14 januari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Met twee berichten van 4 februari 2025 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven nog in contact te staan met eiser. Eiser heeft toen aan zijn gemachtigde bevestigd dat hij uit Nederland en uit de Europese Unie is vertrokken, maar heeft aan zijn gemachtigde geen toestemming verleend het beroep in te trekken. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat hij ook sindsdien via WhatsApp contact heeft gehad met eiser. Gemachtigde heeft aangevoerd dat eiser hem heeft laten weten dat hij uit Nederland en uit de Europese Unie is vertrokken omdat hij vreesde uit Nederland uitgezet te worden, maar dat eiser, als er een mogelijkheid is dat hij toch in Nederland een asielvergunning kan krijgen, dat dan graag wil. Hij is niet teruggekeerd naar Jemen omdat hij het geweld daar nog steeds vreest. In het land waar hij is – eiser geeft niet prijs om welk land het gaat – heeft eiser ook asiel aangevraagd. Op die aanvraag heeft hij nog geen besluit ontvangen.
7.1.
Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [7] blijkt het uitgangspunt dat een vreemdeling, zolang hij in contact staat met zijn gemachtigde, belang houdt bij zijn procedure om verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen. [8] Dit kan alleen anders zijn als er andere concrete aanknopingspunten zijn dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of dat hij er anderszins geen actueel en reëel belang meer bij heeft. De bestuursrechter kan pas vaststellen dat procesbelang ontbreekt als uit de omstandigheden omtrent het verblijf in het buitenland duidelijk kan worden afgeleid dat de vreemdeling geen verblijf in Nederland meer nastreeft en dus geen actueel en reëel belang bij de uitkomst van zijn beroepsprocedure meer heeft. Voor eiser betekent dit dat het enkele feit dat hij Nederland en ook de Europese Unie heeft verlaten, zijn procesbelang niet wegneemt. Verweerder mocht het wel bevreemdend vinden dat eiser de Europese Unie heeft verlaten nadat hij speciaal hierheen is gekomen om asielbescherming te verkrijgen, en ook dat hij (ook aan zijn gemachtigde) geen duidelijkheid heeft verschaft over waarheen hij is vertrokken en eveneens dat hij verschillende documenten die zijn asielrelaas verder zouden kunnen onderbouwen niet heeft overgelegd. Dit zijn echter geen concrete aanknopingspunten dat eiser geen prijs meer stelt op bescherming of anderszins geen actueel en reëel belang meer heeft. Eiser heeft juist nadrukkelijk aan zijn gemachtigde laten weten dat hij nog een asielvergunning in Nederland wil als dit mogelijk is. Ook de omstandigheid dat eiser nu ook in een ander land asielbescherming heeft aangevraagd, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Eiser heeft namelijk nog geen beslissing op die aanvraag gekregen en geniet dus nu geen asielbescherming in een ander land, zodat niet gesteld kan worden dat eiser om die reden geen actueel en reëel belang meer heeft bij de uitkomst van zijn Nederlandse beroepsprocedure. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser nog belang heeft bij zijn beroep en dat het beroep ontvankelijk is.
De situatie van willekeurig geweld in Jemen
8. De meervoudige kamer van deze zittingsplaats heeft op 28 november 2024 geoordeeld dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij de humanitaire situatie betrokken heeft bij zijn beoordeling van de situatie van willekeurig geweld in Jemen. [9] Uit landeninformatie lijkt te volgen dat de strijdende partijen bewust de slechte humanitaire situatie in Jemen creëren dan wel in stand houden of verergeren. Zonder een duidelijke afweging over in hoeverre de humanitaire situatie veroorzaakt wordt door de strijdende partijen en hoe verweerder dit meeweegt in zijn beoordeling van de situatie van willekeurig geweld, valt immers niet uit te sluiten dat in Jemen nog steeds sprake is van de meest uitzonderlijke situatie van willekeurig geweld waarbij een ieder die terugkeert naar Jemen alleen al door zijn aanwezigheid in Jemen een reëel risico loopt op een ernstige en individuele bedreiging van het leven of hun persoon. Daarbij komt dat ook als geen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie en eisers individuele omstandigheden van belang zijn voor de beoordeling, dit inzicht nodig is om te kunnen bepalen welke individuele omstandigheden relevant zijn en hoe zwaarwegend deze zijn.
8.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen dan de meervoudige kamer. Alleen al gelet hierop is het beroep gegrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking.
8.2.
Eiser heeft ter zitting nog verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het beleid van verweerder ten aanzien van de situatie van willekeurig geweld in Jemen. Eiser heeft erop gewezen dat de Afdeling op 16 april 2025 zitting heeft gehouden in een zaak over dit onderwerp. De rechtbank ziet hierin echter geen reden om de behandeling van deze zaak aan te houden, omdat die zitting pas recent heeft plaatsgevonden en niet duidelijk is wanneer de uitspraak van de Afdeling te verwachten is.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
9.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
9.2.
Omdat beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.814,-. [10]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie artikel 31, zesde lid, onder b van de Vw 2000.
3.Zie artikel 31, zesde lid, onder c van de Vw 2000.
4.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
8.Zie ECLI:NL:RVS:2024:2662 punt 2.7 en ECLI:NL:RVS:2024:4049 punt 2.1.
10.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.