ECLI:NL:RBDHA:2025:7997

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
24/3803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de inschrijving van een echtgenote als meeverzekerd gezinslid en de verschuldigde verdragsbijdrage

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het CAK behandeld. Eiser, woonachtig in Duitsland, is het niet eens met de inschrijving van zijn echtgenote als meeverzekerd gezinslid van 20 mei 2013 tot en met 14 oktober 2021. Hij is van mening dat hij geen verdragsbijdrage verschuldigd is over deze periode. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank legt uit dat de inschrijving van de echtgenote als meeverzekerd gezinslid door het CAK terecht is gedaan en dat de rechtszekerheid niet in de weg staat aan de beslissing van het CAK. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de vordering verjaard is en de rechtbank concludeert dat het CAK op juiste wijze heeft gehandeld. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3803

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] (Duitsland), eiser (gemachtigde: [naam] )

en

CAK, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de inschrijving van de echtgenote van eiser als meeverzekerd gezinslid van 20 mei 2013 tot en met 14 oktober 2021 (hierna: de hier aan de orde zijnde periode) door verweerder. Over deze periode is eiser een verdragsbijdrage verschuldigd aan verweerder. Eiser is het hier niet mee eens.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het primaire besluit van 14 augustus 2023 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat zijn echtgenote meeverzekerd gezinslid is in de hier aan de orde zijnde periode en dat hij een verdragsbijdrage verschuldigd is over deze periode. Met het bestreden besluit van 7 februari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat vindt eiser?
3. Eiser stelt dat de vordering verjaard is vanwege de verjaringstermijn van vijf jaar. Zonodig moet verweerder zich tot de ziektekostenverzekeraar (Knappschaft) wenden.

Wat oordeelt de rechtbank?

4. Niet in geschil is dat de echtgenote van eiser bij de Knappschaft meeverzekerd gezinslid was in de hier aan de orde zijnde periode. Een meeverzekerd gezinslid is een verdragsbijdrage verschuldigd.
5. In geschil is de vraag of verweerder met het primaire besluit heeft kunnen beslissen dat de echtgenote van eiser meeverzekerd gezinslid was en de verdragsbijdrage moet (gaan) betalen.
6. Eiser heeft niet weersproken dat verweerder niet eerder dan op 23 juni 2023 een melding van Knappschaft heeft gekregen dat de echtgenote van eiser in de hier aan de orde zijnde periode meeverzekerd gezinslid was.
6.1.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat - voor zover hier relevant - met het oog op de rechtszekerheid het niet aanvaardbaar wordt geacht als verweerder meer dan vijf jaar na het moment waarop verweerder bekend kon zijn met het feit dat over een bepaald kalenderjaar een buitenlandbijdrage moet worden geheven - de buitenlandbijdrage nog in rekening brengt. [1]
6.2.
Niet is gebleken dat verweerder eerder dan op 23 juni 2023 bekend kon zijn met het feit dat de echtgenote meeverzekerd gezinslid was in de hier aan de orde zijnde periode. De rechtszekerheid verzet zich er dan ook niet tegen dat verweerder pas met het primaire besluit hiervan mededeling heeft gedaan. Voor het aanspreken van de Knappschaft door verweerder bestaat geen grond. Dit betekent dat het beroep geen doel treft.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 10 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:268.