ECLI:NL:RBDHA:2025:80

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
NL24.245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 januari 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 16 september 2022. De rechtbank constateert dat de minister op 15 januari 2024 alsnog een verblijfsvergunning asiel heeft verleend aan eiser. Eiser handhaaft zijn beroep echter om de (bestuurlijke) dwangsom en proceskostenveroordeling vast te stellen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Eiser heeft geen procesbelang meer, zoals bepaald in artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wijst erop dat de Tijdelijke wet op asielaanvragen de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, waardoor eiser niet kan bereiken wat hij wil met zijn beroep.

Desondanks overweegt de rechtbank dat er aanleiding is om te kijken naar een proceskostenveroordeling, omdat het bestuursorgaan aan eiser is tegemoetgekomen. De proceskosten worden vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot het genoemde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.245

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

v-nummer: [V-nummer 1]
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van 16 september 2022.
1.1
Bij besluit van 15 januari 2024 heeft verweerder alsnog een verblijfsvergunning asiel aan eiser verleend. Desgevraagd heeft eiser meegedeeld het beroep te handhaven met het oog op het vaststellen van de (bestuurlijke) dwangsom en de proceskostenveroordeling.
1.2
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat het beroep tevens ziet op zijn [broer] ([V-nummer 2]) volgt de rechtbank eiser hierin niet nu dit geenszins uit het inleidende beroepschrift blijkt.
3. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
4. Eiser verzoekt de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De Tijdelijke wet [1] sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg daarvan is dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsom kan verbeuren. De Afdeling [2] heeft bij uitspraak van 30 november 2022 [3] geoordeeld dat er geen aanleiding is voor de conclusie dat de Tijdelijk wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd met het Unierecht.
5. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
6. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 14 augustus 2024 [4] staat een niet-ontvankelijkverklaring vanwege het ontbreken van procesbelang er niet aan in de weg dat wel kan worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een dergelijke grond kan zijn gelegen in de omstandigheid dat het bestuursorgaan aan eiser is tegemoetgekomen. Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb is dan een proceskostenveroordeling mogelijk.
7. Van het aan eiser tegemoetkomen is blijkens rechtsoverweging 2 sprake. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 453,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 3 januari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.