Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. J.P. Arts).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Risico’s bij terugkeer
ACCORD – Austrian Centre for Country of Origin and Asylum Research and Documentation’ van oktober 2017). Uit het ambtsbericht (p. 88) volgt ook dat Sadat onder alle etnische groepen kunnen voorkomen, dus ook onder sjiitische Hazara’s. Gelet hierop acht de rechtbank de enkele overweging in de besluitvorming dat uit het ambtsbericht niet volgt dat Sadat als bevolkingsgroep te vrezen hebben voor vervolging door de Taliban en de stelling ter zitting dat Sadat enkel in het kader van politieke tellingen zouden worden gezien als Hazara, onvoldoende onderbouwing voor het standpunt van de minister dat eisers etniciteit niet leidt tot vervolging of gevaar. Daarbij constateert de rechtbank dat uit het ambtsbericht (p. 88) ook volgt dat – voor zover de minister stelt dat eiser niet (ook) Hazara is of zo door de overheid zou worden gezien – zowel Hazara’s als andere sjiitische minderheden last hebben van een negatief imago in de samenleving en het doelwit zijn van extremistische groeperingen en dat daarom de (veiligheids)situatie van beide groepen vergelijkbaar zijn. Niet is gebleken dat de minister dit en genoemde vergelijkbare veiligheidssituatie in de besluitvorming heeft betrokken. Dat volgens de minister nergens uit blijkt dat eiser vanwege zijn sjiitische geloofsovertuiging te vrezen heeft voor vervolging door de Taliban, omdat zij sjiitische religieuze ceremonies toestaan en sjiitische moskeeën bewaken, acht de rechtbank in het verlengde hiervan evenmin afdoende gemotiveerd. Uit het ambtsbericht (p. 89) volgt namelijk ook dat de genoemde bescherming in de praktijk niet altijd wordt geboden. Dit volgt eveneens uit informatie uit het meer recente EUAA-rapport (p. 62 – 65). Uit dit rapport volgt ook dat de sharia strikt geïnterpreteerd wordt en dat grote bijeenkomsten bij religieuze ceremonies van sjiieten niet waren toegestaan (p. 62 – 63). Niet is gebleken dat de minister dit in de besluitvorming heeft betrokken.
Ministry for the Propagation of Virtue and Prevention of Vice’ (MPVPV), die samen met de politie bijvoorbeeld controleren of mensen tijdens de gebedstijden op straat en in winkels bidden (ambtsbericht p. 92). In dit kader acht de rechtbank van belang dat eiser in beroep heeft verklaard dat hij niet altijd bidt, op een andere manier bidt dan soennieten, en een westers uiterlijk heeft, wat onder meer blijkt uit een zichtbare [tatoeage] in zijn nek. De enkele stelling van de minister dat eiser zich kan aanpassen aan de leefregels van de Taliban en dat nergens uit blijkt dat de Taliban straft om reden van tatoeages, is gelet op het voorgaande onvoldoende voor de conclusie dat eiser geen risico loopt op vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer.
Familie- of gezinsleven
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 29 januari 2025;
- draagt de minister op binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.