ECLI:NL:RBDHA:2025:8121

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
NL25.9825 en uNL25.9826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 8 mei 2025, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 21 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 23 april 2025 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde zich voorafgaand aan de zitting hebben afgemeld. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Frankrijk gedaan, omdat Frankrijk aan de eisers een visum heeft verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.

De rechtbank concludeert dat de asielaanvragen van eisers terecht niet in behandeling zijn genomen en dat zij geen recht hebben op vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier, en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.9825 en NL25.9826

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaken tussen

[eiser], v-nummer: [nummer 1], eiser

en
[eiseres], v-nummer: [nummer 2], eiseres
mede namens hun minderjarig kind [naam kind]
samen: eisers
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvragen met de afzonderlijke bestreden besluiten van 21 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 april 2025 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan, omdat uit EU-VIS is gebleken dat Frankrijk aan eisers een visum heeft verstrekt met een geldigheidsduur van 8 mei 2024 tot 2 juni 2024. Frankrijk heeft het overnameverzoek op 11 november 2024, op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening, aanvaard.
Heeft eiseres nog procesbelang?
5. Bij brief van 10 april 2025 heeft de minister laten weten dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken en de rechtbank verzocht te onderzoeken of er in de onderhavige procedure nog een procesbelang is. Hierop heeft de rechtbank gemachtigde verzocht aan te geven of zij nog contact heeft met eiseres. Gemachtigde heeft bij brief van 13 april 2025 aangegeven contact te hebben met eiseres. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Kan de minister voor Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eisers betogen dat de minister ten aanzien van Frankrijk niet langer kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Volgens eisers kan er gezien de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, [2] niet zonder meer vanuit gaan dat eisers met hun minderjarige dochtertje voldoende opvang en veiligheid in Frankrijk geboden zou worden.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in recente uitspraken [3] nog heeft geoordeeld dat ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Het is daarom aan eisers om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Frankrijk, als gevolg van het niet nakomen van de internationale verplichtingen door de Franse autoriteiten, een reëel risico lopen op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Eisers zijn hier niet in geslaagd. In de door eisers aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, was niet in geschil dat de vreemdelingen – bestaande uit een vader, zwangere moeder en minderjarig kind – kwetsbaar zijn. In het geval van eisers is niet gebleken noch onderbouwd dat zij als gezin bijzonder kwetsbaar zijn. Verder ging het in de door eisers aangehaalde uitspraak over de druk op de beschikbare opvangvoorzieningen in Frankrijk tijdens de Olympische Spelen. Niet is gebleken noch door eiser onderbouwd dat ook na het eindigen van de Olympische Spelen nog steeds sprake is van tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Frankrijk. Ook hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij als gezin in Frankrijk anders behandeld zullen worden dan hier in Nederland. Hierbij komt dat de Afdeling recent de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft vernietigd. [4]
Gezien het voorgaande stelt de minister zich terecht op het standpunt dat voor Frankrijk in het algemeen kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvragen van eisers terecht niet in behandeling zijn genomen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb. Den Haag (zp. Amsterdam) 3 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8597
3.Dit volgt uit ABRvS 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:715, ABRvS 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1318, ABRvS 9 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3737, ABRvS 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1863, ABRvS 10 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2362, ABRvS 27 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2625 en ABRvS 30 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3552.
4.ABRvS 11 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1642.