ECLI:NL:RBDHA:2025:8123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
SGR 23/8592
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een verklaring van geen bezwaar voor veiligheidsmachtigingsniveau B (VGB B) aan eiseres wegens onvoldoende waarborgen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van de minister van Defensie om haar een verklaring van geen bezwaar voor veiligheidsmachtigingsniveau B (VGB B) te verstrekken, beoordeeld. Eiseres had gesolliciteerd naar een functie als reservist bij het Commando Zeestrijdkrachten, waarvoor een VGB B vereist is. De minister weigerde deze verklaring op basis van een aantal gronden, waaronder een eerdere veroordeling van eiseres voor deelname aan een criminele organisatie en het niet integer handelen met betrekking tot schenkingen. Eiseres betwistte de weigering en stelde dat deze voortkwam uit politieke commotie en dat de minister onzorgvuldig had gehandeld.

De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gemotiveerd had waarom de VGB B niet aan eiseres kon worden verleend. De rechtbank benadrukte dat de nationale veiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de minister de strafbare feiten uit het verleden van eiseres terecht had meegenomen in de beoordeling, ondanks dat deze buiten de gebruikelijke beoordelingsperiode vallen. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat de minister onjuist had gehandeld of dat er voldoende waarborgen waren voor haar betrouwbaarheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister niet verplicht was om de VGB B te verlenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8592

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.P.K. Ruperti),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.M. Bitter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een verklaring van geen bezwaar voor veiligheidsmachtigingsniveau B (VGB B) te verstrekken.
1.1.
Bij besluit van 22 december 2022 heeft verweerder geweigerd eiseres een VGB B te verstrekken. Met het bestreden besluit van 15 november 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
1.2.
Op 22 november 2024 heeft eiseres per e-mail laten weten geen toestemming te verlenen aan de rechtbank om de gerubriceerde informatie in te zien bij verweerder. [1]
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft met succes gesolliciteerd op de functie reservist bij het Commando Zeestrijdkrachten. Dat is een vertrouwensfunctie waarvoor een VGB B is vereist. Volgens verweerder zijn er echter onvoldoende waarborgen aanwezig die maken dat eiseres onder alle omstandigheden de uit die vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Verweerder is daartoe gekomen op basis van een drietal gronden. Allereerst is eiseres in 2014 onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor deelname aan een criminele organisatie die het plegen van terroristische misdrijven tot oogmerk had, en voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of te faciliteren, en heeft zij daar onvoldoende afstand van genomen. Daarnaast heeft zij volgens verweerder op meerdere punten tegenstrijdig dan wel wisselend verklaard en heeft zij geen aangifte gedaan bij de Belastingdienst van schenkingen die zij heeft ontvangen, wat als niet-integer wordt beschouwd. Omdat het belang van de nationale veiligheid zwaarder weegt dan het individuele belang van eiseres, heeft verweerder daarom geweigerd de VGB B aan eiseres te verstrekken.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt dat de weigering voortkomt uit politieke commotie die omtrent haar als persoon is ontstaan. Eerder is namelijk de indruk gewekt dat zij geen problemen zou ondervinden als zij zou willen werken voor verweerder. Zij vermoedt dan ook dat verweerder op een later moment een reden heeft gezocht om de VGB B toch te kunnen weigeren. De weigering berust dan ook op een onzorgvuldig onderzoek en is gebrekkig gemotiveerd. Verweerder heeft zich gebaseerd op onjuiste verslaglegging, zowel in de gespreksverslagen van het rapport Veldonderzoek als in het verslag van de hoorzitting van de Bezwarencommissie. Verweerder werpt haar dan ook ten onrechte tegen dat zij tegenstrijdige dan wel wisselende verklaringen heeft afgelegd en dat zij niet geheel open en eerlijk is geweest gedurende gesprekken bij de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Die conclusie is namelijk gebaseerd op de verkeerde verslaglegging. Eiseres heeft altijd naar eer en geweten verklaard en telkens geprobeerd de context te schetsen waarin zij heeft gehandeld. Dit is door verweerder onvoldoende onderkend.
3.1.
Daarnaast heeft verweerder de strafbare gedragingen uit het verleden niet bij de afwijzing mogen betrekken. Die hebben namelijk plaatsgevonden in 2005 en vallen daarmee ver buiten de beoordelingsperiode van acht jaar. Ten tijde van die gedragingen was zij begin twintig en sindsdien heeft zij geen strafbare feiten meer gepleegd. Dat zij onvoldoende zelfreflectie heeft getoond ten aanzien van de gedragingen, is onjuist. Zij heeft zich publiekelijk gedistantieerd en aangegeven dat zij destijds verkeerd heeft gehandeld.
3.2.
Dat zij de schenkingen die zij heeft ontvangen niet heeft aangegeven bij de Belastingdienst, komt omdat zij in de veronderstelling was dat haar oud-mentor daarvoor zorg zou dragen. Dit was destijds zo afgesproken. Zij heeft nota bene zelf in het veiligheidsonderzoek aangegeven dat zij de schenkingen ontvangt. Dat eiseres niet integer zou handelen is dan ook onwaar.
3.3.
Tot slot zijn er volgens eiseres wel voldoende waarborgen aanwezig die maken dat zij de vertrouwensfunctie naar behoren kan vervullen. Dit wordt ook onderschreven door meerdere personen met vooraanstaande functies. De weigering is gelet daarop dan ook niet evenredig. Eiseres zal als gevolg van de weigering de functie niet kunnen vervullen, terwijl zij daarvoor uiterst geschikt is. Bovendien heeft de weigering volgens haar precedentwerking voor eventuele andere functies die zij zou willen vervullen binnen Defensie. Verweerder heeft dan ook ten onrechte besloten haar geen VGB B te verlenen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Een VGB kan alleen worden geweigerd als er onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. [2] Bij de beoordeling of onvoldoende waarborgen aanwezig zijn, heeft verweerder beoordelingsruimte. De rechtbank toetst dit daarom terughoudend. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom hij heeft besloten de VGB B niet aan eiseres te verlenen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Eiseres is veroordeeld voor meerdere zeer ernstige misdrijven, die naar hun aard onaanvaardbare risico’s kunnen opleveren in de uitoefening van een vertrouwensfunctie bij Defensie. Hoewel in beginsel bij een veiligheidsonderzoek op veiligheidsmachtigings-niveau B de gegevens over een periode van acht jaar voorafgaande aan de aanmelding van betrokkene worden beoordeeld, [3] kunnen in voorkomende gevallen feiten en omstandigheden die zich buiten de beoordelingsperiode hebben voorgedaan worden meegenomen in het veiligheidsonderzoek. Dat kan onder meer het geval zijn indien de betrokkene in verband is gebracht met het dreigen met, voorbereiden of plegen van terroristische activiteiten of indien gegevens bekend zijn die betrekking hebben op het deelnemen of het verlenen van steun aan activiteiten die de nationale veiligheid kunnen schaden. Ook ingeval justitiële gegevens bekend worden waarvan de pleegdatum buiten de beoordelingstermijn valt kunnen deze toch bij de besluitvorming worden betrokken indien het gaat om zeer ernstige strafbare feiten. [4] Daarvan is in dit geval sprake. Dat verweerder de strafbare gedragingen gelet op het tijdsverloop en de beoordelingstermijn niet had mogen betrekken bij zijn beoordeling, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft de strafbare feiten nog altijd relevant kunnen achten en bij zijn beoordeling mogen betrekken. Dit te meer omdat eiseres volgens verweerder onvoldoende zelfreflectie heeft getoond met betrekking tot de gedragingen in haar verleden. Zo heeft zij tijdens het veldonderzoek nog verklaard dat sprake is geweest van gerechtelijke dwaling en van een showproces. Dat zij daarna alsnog publiekelijk spijt heeft betuigd [5] doet daar niet aan af, nu niet valt in te zien waarom zij tijdens het veldonderzoek dan niet al in gelijke zin heeft kunnen verklaren.
4.2.
Daarnaast heeft eiseres volgens verweerder niet open en eerlijk verklaard. Zo heeft zij verklaringen gegeven die tegenstrijdig zijn met de informatie zoals bekend is bij de MIVD. Eiseres heeft de rechtbank echter geen toestemming gegeven om die informatie in te zien. De rechtbank is in zoverre de mogelijkheid ontnomen om na te gaan of de verklaringen van eiseres in strijd zijn met de informatie bij de MIVD. De gevolgen daarvan komen voor rekening- en risico van eiseres, nu er verder geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan het standpunt van verweerder. [6]
4.3.
Ook heeft eiseres volgens verweerder wisselend verklaard over haar relatie met El Fatmi, over de achtergronden van haar veroordeling, en over contacten die zij onderhoudt met bepaalde personen en organisaties. Dat verweerder zich voor die conclusie baseert op onjuist vastgelegde verklaringen, is de rechtbank niet gebleken. In bezwaar, noch in beroep, noch tijdens de zitting heeft eiseres duidelijk gemaakt hoe haar verklaringen wel hadden moeten luiden, en hoe dit vervolgens zou moeten leiden tot een andere conclusie. Weliswaar heeft eiseres bij aanvullende zienswijze van 7 november 2022 puntsgewijs gewezen op de foutieve verslaglegging in de gespreksverslagen van het rapport Veldonderzoek, maar daarbij gaat zij slechts in algemene zin in op de volgens haar vermelde fouten en mist elke verdere toelichting. De aangevoerde correcties zien bovendien niet op de doorslaggevende punten op grond waarvan verweerder tot de afwijzing van de VGB B is gekomen. De rechtbank heeft eiseres ook tijdens de zitting meermaals gevraagd of zij kon uitleggen wat er specifiek niet klopt aan de verslaglegging en hoe dit tot een ander oordeel zou hebben kunnen leiden. Daarop volgde wederom geen duidelijk antwoord. De algemene stellingen dat zaken uit hun verband zijn getrokken en er door verweerder voorbij is gegaan aan de context waarin bepaalde uitlatingen moeten worden geplaatst, is onvoldoende en niet concreet genoeg om te concluderen dat verweerder zich op onjuiste en onvolledige informatie zou hebben gebaseerd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
4.4.
Tot slot werpt verweerder eiseres tegen dat zij ten onrechte geen aangifte schenkbelasting heeft gedaan van de door haar ontvangen schenkingen bij de Belastingdienst, terwijl de schenkingen uitkomen boven het vrijstellingsbedrag. Dat eiseres in de veronderstelling was dat haar oud-mentor dit zou doen, en dat dit zo was afgesproken, maakt dat niet anders. Eiseres had beter kunnen en moeten weten. Verweerder heeft dan ook tot de conclusie kunnen komen dat dit gedrag niet integer is, en niet overeenkomstig het gedrag dat van een vertrouwensfunctionaris mag worden verwacht. Op zitting heeft eiseres de rechtbank alsnog toestemming gegeven om het gespreksverslag met haar oud-mentor tijdens het veiligheidsonderzoek bij de beoordeling te betrekken. De rechtbank heeft dit achterwege gelaten omdat zij niet inziet hoe dit tot een ander oordeel zou kunnen leiden. Feit blijft dat er geen aangifte van de schenkingen is gedaan door eiseres. Wat zij al dan niet met haar oud-mentor daarover heeft afgesproken, doet daar niet aan af.
4.5.
Op grond van de bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder de VGB B heeft kunnen afwijzen. Dat eiseres een grote persoonlijke ontwikkeling heeft doorgemaakt en er volgens haar wel degelijk voldoende waarborgen bestaan, maakt dat niet anders. Dat zij over genoeg kennis, kunde en ervaring beschikt, betekent namelijk nog niet dat zij voldoende betrouwbaar kan worden geacht in het kader van de uit te oefenen veiligheidsfunctie. Dat meerdere personen met vooraanstaande functies hebben verklaard dat eiseres geschikt is voor de functie en betrouwbaar kan worden geacht, betekent nog niet dat daarmee ook voldoende waarborgen aanwezig zijn en verweerder de VGB B moet verlenen. Daarbij overweegt de rechtbank dat deze personen het dossier niet kennen en met name geen inzage hebben in het veiligheidsonderzoek en de gerubriceerde informatie die in het kader daarvan is betrokken. Om die reden ziet de rechtbank ook geen aanleiding oud AIVD [7] directeur en generaal buiten dienst R.A.C. Bertholee als getuige op te roepen, zoals eiseres heeft verzocht.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet onevenredig is. Het uitgangspunt is dat het belang van de nationale veiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van eiseres is, gelet op het bijzondere karakter van een vertrouwensfunctie, en dat is niet onredelijk. [8] Weliswaar kan eiseres last ondervinden vanwege de weigering, maar niet is gebleken van omstandigheden die in dit geval een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen. Dat eiseres mogelijk financieel wordt benadeeld, is daarvoor onvoldoende. Daarnaast is niet gebleken dat zij niet op een andere manier geld kan verdienen. Dat de besluitvorming al met al een tijd heeft geduurd kan ook niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder heeft bovendien aangegeven dat er geen precedent uitgaat van deze weigering, en dat als eiseres een VGB nodig heeft voor een andere functie opnieuw moet worden beoordeeld of er voldoende waarborgen aanwezig zijn. Verweerder heeft het algemeen belang dat is gediend met de nationale veiligheid in dit geval dan ook zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van eiseres, en heeft kunnen besluiten de VGB B niet aan eiseres af te geven.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder aan eiseres geen VGB B heeft hoeven verlenen.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8 van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo).
3.Zie artikel 2 van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken. Verweerder heeft uitgelegd dat hij is blijven toetsen aan de Beleidsregel uit 2018 bij de beslissing op bezwaar, omdat de nieuwe Beleidsregel niet gunstiger uitpakt voor eiseres. Dit is verder niet in geschil.
4.Zie de toelichting bij artikel 2 van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken.
5.https://www.vvd.nl/nieuws/verklaring-soumaya-sahla-en-waarnemend-partijvoorzitter-onno-hoes/
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 27 juli 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU0117.
7.Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2304.