ECLI:NL:RBDHA:2025:8171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
NL25.7277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag. Eiser had zijn beroep ingediend omdat de minister niet binnen de wettelijke termijn had beslist. Op 21 maart 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waardoor het beroep van eiser niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroep geen procesbelang meer had, aangezien de minister inmiddels had beslist. De rechtbank heeft de minister wel veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50, omdat de minister het besluit te laat had genomen. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 6 mei 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7277
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag.
Op 21 maart 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag (het reële besluit).
Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in de zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
Hoe oordeelt de rechtbank over het beroep?
2. Het beroep van eiser tegen het niet-tijdig beslissen door de minister is kennelijk niet- ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep. Dit is om de volgende reden. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat de minister alsnog zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat de minister inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiser geen zin meer. Eiser heeft zogezegd geen procesbelang meer bij zijn beroep.
3. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag heeft geen betrekking op het reële besluit, aangezien het reële besluit geheel aan het beroep tegemoetkomt.2
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
Veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser?
4. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen.3 De minister heeft aangegeven dat hij er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiser te betalen.
5. De rechtbank ziet aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken. Dit omdat de minister het besluit van 21 maart 2025 te laat heeft genomen en eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van dat besluit.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser vast op € 453,50. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
3 Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 mei 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.