ECLI:NL:RBDHA:2025:8227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
NL24.31397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Syrische eiser met onduidelijkheid over geboortedatum

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit, tegen de vastgestelde geboortedatum bij de inwilliging van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 28 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 19 juli 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar verweerder niet vanwege capaciteitsgebrek.

Eiser stelt dat hij geboren is op [geboortedatum 1] 2006, terwijl verweerder zijn geboortedatum heeft vastgesteld op [geboortedatum 2] 2004, gebaseerd op informatie uit Duitsland. De rechtbank oordeelt dat het besluit ten onrechte is genomen uit naam van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de minister van Asiel en Migratie vanaf 2 juli 2024 bevoegd is. De rechtbank concludeert dat het niet duidelijk is op basis waarvan de geboortedatum op het verblijfsdocument van eiser is vastgesteld, en dat er geen procesbelang is bij het beroep. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, waarbij verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen.

De rechtbank oordeelt dat eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier, en is openbaar gemaakt op 16 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31397

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. I.N. Schalken),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vastgestelde geboortedatum bij de inwilliging van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 28 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 juli 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiser deelgenomen. Verweerder was niet aanwezig vanwege capaciteitsgebrek.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum 1] 2006. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser ingewilligd en daarbij eisers geboortedatum vastgesteld op [geboortedatum 2] 2004, op basis van informatie uit Duitsland.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Ten eerste is het besluit ten onrechte genomen uit naam van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat vanaf 2 juli 2024 de minister van Asiel en Migratie bevoegd is geworden tot het nemen van een asielbesluit. Ten tweede heeft de AVIM [1] niet duidelijk gespecificeerd op grond van welke specifieke waarnemingen de conclusie van de leeftijdsschouw gebaseerd is dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. In verband met de leeftijdsschouw wijst eiser ook op een uitspraak van de zittingsplaats Roermond van 11 april 2023 [2] waarin is geoordeeld dat het beleid met betrekking tot de leeftijdsschouw onredelijk is. Ten derde heeft verweerder ten onrechte de geboortedatum aangehouden die eiser in Duitsland heeft opgegeven. De vaststelling van de geboortedatum in Duitsland heeft enkel plaatsgevonden op basis van eisers eigen verklaringen. Er heeft geen leeftijdsonderzoek plaatsgevonden. Eiser heeft in Duitsland aangegeven dat hij meerderjarig was, omdat hij niet in de opvang voor minderjarigen terecht wilde komen. Hij wilde doorreizen naar Nederland. Tot slot heeft Nidos originele documenten van eiser naar Bureau Documenten gestuurd, waarop staat dat eiser op [geboortedatum 1] 2006 is geboren.
Wat vindt verweerder in beroep?
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep. Uit de brief van 31 juli 2024 waarin eiser wordt uitgenodigd om zijn verblijfsdocument op te halen en uit het verblijfsdocument zelf, blijkt dat eiser geregistreerd staat onder de geboortedatum [geboortedatum 1] 2006.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot dit oordeel komt.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser wel procesbelang heeft bij zijn beroep. Het is namelijk niet duidelijk op basis waarvan de datum [geboortedatum 1] 2006 op het verblijfsdocument van eiser terecht is gekomen. Verweerder heeft eerder in de procedure op basis van navraag in Duitsland eisers geboortedatum aangepast naar [geboortedatum 2] 2004. Hiervan bevindt zich ook een kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens in het dossier. Op alle stukken in het dossier, behalve de brief over het verblijfsdocument, staat de geboortedatum [geboortedatum 2] 2004. Ook in het bestreden besluit staat deze geboortedatum, en is geen motivering opgenomen ten aanzien van de geboortedatum. In het dossier bevindt zich geen nieuwe kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens waaruit blijkt dat de geboortedatum van eiser inmiddels officieel is aangepast naar [geboortedatum 1] 2006. Ook is niet duidelijk of de originele documenten van eiser zijn onderzocht en wat het resultaat daarvan is. Het is de rechtbank daarom momenteel niet duidelijk welke geboortedatum verweerder aanneemt en op grond waarvan. Omdat verweerder ook niet aanwezig was ter zitting om hier nadere toelichting op te geven, verklaart de rechtbank het beroep daarom gegrond.
Bevoegdheid
8. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit ten onrechte is genomen namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Met ingang van 2 juli 2024 zit asiel in de portefeuille van de minister van Asiel en Migratie. Het besluit is genomen op 19 juli 2024 en had daarom uit naam van de minister van Asiel en Migratie genomen moeten worden. Dit is een gebrek in het besluit. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad. Het besluit is namelijk ondertekend door een ambtenaar van de IND die daartoe bevoegd was op grond van artikel 6.4 en artikel 6.5 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. [3]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij eisers geboortedatum vastgesteld is op [geboortedatum 2] 2004, omdat het besluit ondeugdelijk gemotiveerd is.
9.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 19 juli 2024 voor zover daarin eisers geboortedatum is vastgesteld op [geboortedatum 2] 2004;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
3.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9588.