ECLI:NL:RBDHA:2025:8269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
NL25.11322
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Libische eiser op basis van ongeloofwaardige identiteit en gebrek aan bewijs van vervolging door milities

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2025 uitspraak gedaan over de afwijzing van de asielaanvraag van een Libische eiser. De eiser, geboren in 2000, had op 10 maart 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de Minister van Asiel en Migratie op 6 maart 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden die de eiser naar voren heeft gebracht. De rechtbank concludeert dat de identiteit van de eiser ongeloofwaardig is geacht, omdat hij geen identificerende documenten heeft overgelegd en zijn verklaringen niet voldoende onderbouwd zijn. De problemen die de eiser met gewapende milities in Libië heeft ervaren, zijn door de rechtbank ook niet geloofwaardig geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen overtuigend bewijs heeft geleverd dat zijn leven in gevaar is bij terugkeer naar Libië. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag in stand gelaten, wat betekent dat de eiser Nederland binnen vier weken moet verlaten. De rechtbank heeft ook bepaald dat de eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11322
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G. Ocak), en
de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. S. Kuster).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het niet een met de afwijzing van zijn aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 10 maart 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij is van Libische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2000. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 maart 2025 de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas

3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft Libië eind 2019 verlaten vanwege problemen die hij had met milities. Eiser is twee keer ontvoerd geweest. De eerste keer door de Gheneewat militie in 2018 en vervolgens door de Nawasia militie in 2019. Hij is vrij gekomen omdat eisers vader losgeld heeft betaald. Eisers was in de media actie actief en heeft zijn mening geuit over bepaalde onderwerpen. Hierdoor is eiser veelvuldig aangehouden bij controleposten omdat de medewerkers bij de controleposten wisten dat er geld te halen viel vanwege eisers vader. Nadat hij in 2019 was vrijgekomen, verbleef eiser nog zes maanden in Libië en woonde daar op verschillende locaties bij vrienden. Na het vertrek uit Libië heeft eiser een jaar in Tunesië gewoond en vervolgens van eind 2020 tot december 2021 in Oekraïne in verband met een studie. Eiser vreest dat de milities in Libië eiser opnieuw zullen ontvoeren voor losgeld als hij terugkeert. Onlangs is een vriend van eiser teruggekeerd naar Libië en hij is verhoord door de militie Al Radaa. Eiser vermoedt dat zijn vriend eisers naam heeft genoemd. Eiser vreest daarom dat hij bij terugkeer ook zal worden aangehouden.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
5. Identiteit, nationaliteit en herkomst
6. Problemen met de milities
7. De minister stelt zich met betrekking tot de relevante elementen op het standpunt dat eisers identiteit niet geloofwaardig is en eisers nationaliteit en herkomst wel geloofwaardig zijn. De minister vindt dat eiser zijn identiteit niet met objectieve stukken heeft aangetoond en ook geen goede verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van die stukken. De problemen met de milities zijn niet geloofwaardig. Nu de identiteit van eiser niet geloofwaardig is, is ook niet geloofwaardig dat de man waarvan eiser zegt dat het zijn vader is, ook daadwerkelijk zijn vader is. De minister vindt verder dat eiser met het filmpje en de foto’s niet heeft onderbouwd dat eiser extra wordt gecontroleerd. Ook vindt de minister dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vriend eisers naam heeft genoemd. Het gaat slechts om aannames. De minister vindt het verder vreemd dat eiser nog zes maanden in Libië verbleef na de gestelde problemen. Nu eiser zijn stellingen niet heeft onderbouwd, concludeert de minister dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is. Verder heeft de minister een terugkeerbesluit aan eiser uitgevaardigd. Eiser moet Nederland binnen vier weken verlaten.
Het beroep van eiser
Identiteit
6.1.
Eiser voert aan dat hij zijn identiteit wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft een kopie van zijn paspoort overgelegd. Het originele paspoort heeft eiser niet meer in zijn bezit.
6.2.
De identiteit van eiser is op grond van artikel 31, zesde lid, onder b en d, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw 2000) ongeloofwaardig geacht. Ter zitting heeft de minister opgemerkt dat de afwijzingsgrond onder d niet langer gehandhaafd wordt maar die onder b wel. De rechtbank is van oordeel dat de minister de identiteit van eiser ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank stelt vast dat eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd. Met het overleggen van een kopie van zijn paspoort heeft eiser zijn identiteit niet aannemelijk kunnen maken omdat een kopie geen origineel, identificerend document is. Eiser heeft gezegd een origineel paspoort te zullen overleggen, maar dat is niet gebeurd. Ondanks dat eiser verschillende keren is gewezen op het belang van het overleggen van originele documenten, heeft eiser dat zonder verschoonbare reden nagelaten. Gelet hierop heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen met gewapende groeperingen
7.1.
Eiser is van mening dat hij de problemen met de milities wel heeft onderbouwd. Hij heeft foto's overgelegd waarop de milities te zien zijn. Er is ten onrechte geen waarde aan deze foto’s gehecht. Eiser heeft tevens een USB-stick overgelegd. Deze USB-stick bevat videofilmpjes die eiser zelf heeft gemaakt, waaronder ook een video waarop de naam [eiser] wordt genoemd. Nu eiser wel zijn identiteit aannemelijk heeft gemaakt, moeten ook de verklaringen over zijn vader aannemelijk worden geacht.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser bij terugkeer naar Libië te vrezen heeft voor ontvoering, marteling of moord. De minister heeft eiser mogen tegenwerpen dat uit de foto’s die eiser heeft ingebracht, niet valt op te maken wie er op de foto’s staan en wat er precies op de foto’s te zien is. Ook is niet duidelijk wanneer de foto’s zijn gemaakt en door wie. Over de filmpjes die op de USB-stick staan, heeft de minister ter zitting nader toegelicht dat eiser niet kon vertellen wat er op de USB-stick staat en dat zijn gemachtigde dat ook niet wist. Zoals later is gebleken, zijn de filmpjes via whatsapp naar de gemachtigde doorgestuurd. De gemachtigde heeft beschreven wat er op stond. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aan de filmpjes niet de waarde toegekend kan worden die eiser daaraan toegekend wenst te zien nu de inhoud van de filmpjes onduidelijk is gebleven.
8.1.
Eiser voert met betrekking tot zijn vriend die eisers naam heeft genoemd aan dat indien iemand in Libië wordt opgepakt en verhoord, het zeker is dat die persoon zo hard wordt aangepakt dat hij alles vertelt. Eiser is er om die reden ook zeker van dat zijn naam is genoemd door zijn vriend. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Libië ontvoerd en gemarteld of vermoord wordt.
8.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft mogen vinden dat niet aannemelijk is gemaakt dat eisers vriend is opgepakt en eisers naam heeft genoemd. De minister heeft hierbij mogen betrekken dat eiser zich slechts baseert op verklaringen van derden en aannames. Ook heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat, nu eiser ook de achternaam van zijn vriend niet weet, dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt en Nederland binnen vier weken moet verlaten. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C.W. Ris-van Huussen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 mei 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000