In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2025, wordt het beroep van een Colombiaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag behandeld. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1979, heeft op 11 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 19 februari 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 1 april 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren.
Eiseres stelt dat zij werd afgeperst door de bende Los Flacos en vreest voor haar leven bij terugkeer naar Colombia. De rechtbank oordeelt echter dat de problemen met Los Flacos niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd, zoals documenten die haar claims ondersteunen. Bovendien heeft zij geen poging gedaan om bescherming te zoeken bij lokale autoriteiten, wat haar geloofwaardigheid ondermijnt. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde inreisverbod van 10 jaar niet in strijd zijn met artikel 8 van het EVRM, omdat er geen sprake is van een gezinsleven dat bescherming rechtvaardigt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om tijdig en met voldoende bewijs hun claims te onderbouwen, en dat de geloofwaardigheid van hun verklaringen zorgvuldig moet worden beoordeeld.