ECLI:NL:RBDHA:2025:8336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
NL24.50613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep van een alleenstaande minderjarige vreemdeling in asielprocedure na MOB-melding en gebrek aan contact met gemachtigde

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een alleenstaande minderjarige vreemdeling, eiser, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, geboren in 2007 en afkomstig uit Gambia, heeft op 9 januari 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 22 november 2024 afgewezen, omdat eiser geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade kon aantonen. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 9 mei 2025, en zijn gemachtigde heeft zich afgemeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, wat heeft geleid tot een MOB-melding. De rechtbank oordeelt dat, gezien het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte internationale bescherming. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, in beginsel geen procesbelang meer heeft. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat er geen rechtens te beschermen belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, in aanwezigheid van griffier mr. M.J.J. Roks, en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50613

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. van der Lei).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 9 januari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend in Nederland
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 november 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.3
Eiser heeft beroep (NL24.50613) ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Met voorafgaand bericht heeft de gemachtigde van eiser zich afgemeld voor de zitting. Verweerder heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2007 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben. Eiser is aangemerkt als alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) en heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Gambia vreest voor problemen met zijn oom en vanwege toegedichte homoseksuele geaardheid.
2.1
Verweerder heeft de problemen met de oom deels geloofwaardig geacht en de problemen vanwege de toegedichte geaardheid ongeloofwaardig. Omdat eiser geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
2.2
Verweerder heeft bij het bestreden besluit aan eiser meegedeeld dat hij - in afwachting van een besluit over de ambtshalve toetsing aan het buitenschuldbeleid - rechtmatig verblijf kan ontlenen aan artikel 8, eerste lid, aanhef en onder f van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook heeft verweerder medegedeeld dat het bestreden besluit niet als terugkeerbesluit heeft gelden.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser heeft op 18 december 2024 pro forma beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft dit op 16 januari 2025 nader onderbouwd met inhoudelijke beroepsgronden.
4. Bij bericht van 29 april 2024, op diezelfde dag toegevoegd in het digitale procesdossier, heeft verweerder medegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken (de MOB-melding). Vervolgens is op 2 mei 2025 een aanvullend schrijven van verweerder ontvangen met een bijlage. Deze bijlage bevat een screenshot waaruit, na toelichting ter zitting, blijkt dat eiser per 17 april 2025 zijn zelfstandige woonruimte in de opvanglocatie heeft verlaten. Met deze berichten heeft verweerder het procesbelang van eiser bij deze beroepsprocedure ter discussie gesteld.
5. Bij schrijven van 7 mei 2025 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat zij niet aanwezig zal zijn bij de inhoudelijke behandeling van het beroep ter zitting. Ook heeft zij aangegeven dat het contact met eiser sinds enkele weken is verbroken. De gemachtigde van eiser heeft verzocht om uitspraak te doen op basis van de aanwezige dossierstukken.
Wat is het toetsingskader in deze zaak?
6. Volgens vaste rechtspraak [1] van de hoogste bestuursrechter dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland, indien deze vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij of zij verblijft. Op basis van een dergelijke melding mag een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan belang. In een recente uitspraak [2] van de Afdeling is daarbij overwogen dat de bestuursrechter – in het licht van het fundamentele belang van toegang tot de rechter en het bieden van doeltreffende en effectieve rechtsbescherming – voorzichtig zal moeten omgaan met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. Daarbij geldt dat het enkele niet-verschijnen van de vreemdeling en/of zijn gemachtigde ter zitting niet op zichzelf van betekenis is voor de beoordeling van het procesbelang. Een vreemdeling heeft belang bij een ingesteld rechtsmiddel als uit recente informatie van de gemachtigde van na de MOB-melding blijkt dat er nog contact wordt onderhouden met de vreemdeling over de procedure. Indien de gemachtigde van een vreemdeling stelt dat er contact is, zal de bestuursrechter eerst navraag moeten doen naar relevante feiten en omstandigheden, alvorens te concluderen dat het procesbelang ontbreekt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. Uit het schrijven van 7 mei 2025 blijkt ondubbelzinnig en expliciet dat eiser en zijn gemachtigde al enkele weken - en ieder geval sinds de MOB-melding - geen contact meer hebben met elkaar. De rechtbank leidt uit dit schrijven ook af dat de gemachtigde van eiser ondubbelzinnig en uit eigen beweging afgezien heeft van het recht om te verschijnen op de zitting en daarmee ook de mogelijkheid om het procesbelang namens haar cliënt nader te onderbouwen willens en wetens heeft prijsgegeven. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd aangegeven dat sinds de MOB-melding niets meer vernomen is van eiser bij een van de vreemdelingenrechtelijke instanties.
8. De rechtbank is van oordeel - gelet op de MOB-melding, het feit dat eiser geen contact meer heeft met zijn gemachtigde, de inhoud en strekking van het schrijven van 7 mei 2025 en dat eiser zich ook sinds 17 april 2025 niet meer gemeld heeft bij instanties of op de zitting - dat uit de houding van eiser moet worden afgeleid dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Uit het dossier is ook niet anderszins van feiten en omstandigheden gebleken die de rechtbank hieraan doet twijfelen. Eiser heeft daarmee geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Vanwege het ontbreken van dit procesbelang zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard worden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank geeft daarom geen inhoudelijk oordeel over het beroep van eiser. Het bestreden besluit blijft in stand.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De verzenddatum van deze uitspraak ziet u hierboven.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.