ECLI:NL:RBDHA:2025:8336
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep van een alleenstaande minderjarige vreemdeling in asielprocedure na MOB-melding en gebrek aan contact met gemachtigde
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een alleenstaande minderjarige vreemdeling, eiser, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, geboren in 2007 en afkomstig uit Gambia, heeft op 9 januari 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 22 november 2024 afgewezen, omdat eiser geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade kon aantonen. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 9 mei 2025, en zijn gemachtigde heeft zich afgemeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, wat heeft geleid tot een MOB-melding. De rechtbank oordeelt dat, gezien het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte internationale bescherming. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, in beginsel geen procesbelang meer heeft. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat er geen rechtens te beschermen belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, in aanwezigheid van griffier mr. M.J.J. Roks, en de beslissing is openbaar uitgesproken.