In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wiebes, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister ontving de aanvraag op 17 augustus 2023 en had uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn werd echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing pas na 19 februari 2025 had moeten plaatsvinden. Eiser heeft de minister in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, wat de rechtbank niet belette om het beroep gegrond te verklaren.
De rechtbank oordeelt dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank eiser een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten toegekend, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 april 2025 en is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier C.A.A.W. van der Heijden.