ECLI:NL:RBDHA:2025:8420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
NL24.30399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van tijdelijke humanitaire gronden en mensenhandel

In deze zaak heeft eiseres, een Ugandese vrouw, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van tijdelijke humanitaire gronden. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, met als reden dat de aanwezigheid van eiseres in Nederland niet noodzakelijk werd geacht voor strafrechtelijk onderzoek naar mensenhandel. Eiseres had eerder aangifte gedaan van mensenhandel, maar het Openbaar Ministerie (OM) had besloten de aangifte niet verder te onderzoeken, waardoor de aanvraag voor de verblijfsvergunning werd afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing terecht was. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de verblijfsvergunning, omdat er geen strafrechtelijk onderzoek meer gaande was. Eiseres had ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en kreeg eiseres geen proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan op 13 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30399

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 12 juni 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.
De termijn voor het doen van een uitspraak is eenmaal verlengd.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1989 en de Ugandese nationaliteit te hebben. Op 17 december 2023 heeft eiseres een asielaanvraag in Nederland ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 15 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat op grond van de Dublinverordening [1] Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Op 13 november 2024 heeft verweerder dat besluit ingetrokken en meegedeeld dat eiseres zal worden opgenomen in de nationale procedure. Op 18 april 2024 en op 23 mei 2024 heeft eiseres aangifte gedaan van mensenhandel. Deze aangiftes zijn ambtshalve aangemerkt als aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘tijdelijke humanitaire gronden’. Bij besluit van 12 juni 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door eiseres gemaakte bezwaar tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in paragraaf B8/3 van de Vc [2] , omdat het OM [3] heeft laten weten dat de aanwezigheid van eiseres in Nederland niet noodzakelijk is.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. In het bestreden besluit wordt ten onrechte overwogen dat eiseres niet zou bestrijden dat de Dublinverordening op haar van toepassing is. Eiseres stelt dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielaanvraag, Om deze reden had aan eiseres naar aanleiding van haar aangifte een verblijfsvergunning moeten worden gegeven. Eiseres stelt bovendien dat zij wel aan alle voorwaarden voldoet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, Richtlijn 2004/81/EG. [4] Subsidiair meent eiseres dat haar belangen bij bescherming als slachtoffer van mensenhandel zwaarder wegen dan het belang van de Nederlandse Staat bij een overdracht aan Spanje. Eiseres is veel leed overkomen. Zij heeft daarom behoefte aan een veilige plek en bescherming en stelt niet te mogen worden overgedragen aan Spanje. Om deze reden is een weigering om aan eiseres een verblijfsvergunning in strijd met het beleid, de Richtlijn en artikel 8 van het EVRM. [5]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiseres overgelegde formulier heeft zij naar oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom toegewezen.
5. Op grond van artikel 3.48, eerste lid en onder a, van het Vb [6] kan een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden worden verleend aan de vreemdeling die slachtoffer-aangever is van mensenhandel, voor zover er sprake is van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit waarvan aangifte is gedaan.
6. Op grond van paragraaf B8/3.1 van de Vc verleent de IND aan een vreemdeling op wie de Dublinverordening van toepassing is op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder a, c of g, van het Vb louter een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als slachtoffer van mensenhandel dan wel als getuige-aangever nadat het OM heeft bericht dat de aanwezigheid van de vreemdeling noodzakelijk wordt geacht in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel.
7. Uit de beslissing van 12 juni 2024 van het OM volgt dat er geen sprake meer is van een strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de aangifte van eiseres. Het OM heeft de aangifte niet verzonden naar het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel vanwege het ontbreken van voldoende opsporingsindicaties voor Nederland en heeft daarom besloten de zaak voortijdig te beëindigen. De aanwezigheid van eiseres in Nederland is voor het OM niet langer noodzakelijk.
8. Gelet op het bovenstaande, is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarde voor het verlenen van de gevraagde vergunning dat sprake moet zijn van een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek. Met de conclusie dat de aanwezigheid van eiseres niet noodzakelijk wordt geacht voor strafrechtelijk onderzoek wordt ook niet voldaan aan artikel 8, eerste lid, onder a, van de Richtlijn 204/81/ EG. Dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres na het bestreden besluit op Nederland is overgegaan is niet van betekenis voor de beoordeling van het beroep.
9. Voor zover eiseres stelt dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM, is dat door haar niet onderbouwd.
10. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb [7] kan van het horen worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Er bestaat redelijkerwijs geen twijfel over de conclusie dat het bezwaar van eiseres ongegrond was, waardoor verweerder van het horen van eiseres heeft kunnen afzien.
11. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 mei 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Openbaar Ministerie.
4.Richtlijn van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Vreemdelingenbesluit 2000.
7.Algemene wet bestuursrecht.