ECLI:NL:RBDHA:2025:8428
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag, overschrijding van beslistermijn en dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 10 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 13 december 2022. De rechtbank heeft eerder, op 25 juli 2024, het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk op 13 september 2024 een besluit op de aanvraag bekend te maken. Eiser heeft op 1 januari 2025 opnieuw beroep ingesteld, omdat verweerder wederom geen besluit had genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank overweegt dat, volgens vaste jurisprudentie, een ingebrekestelling vereist is bij het niet tijdig nemen van een besluit, maar dat dit niet nodig is als de rechtbank al een termijn heeft gesteld. In de eerdere uitspraak is verweerder een dwangsom van € 100 opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. Aangezien de minister nog steeds geen besluit heeft genomen, is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard. De rechtbank legt een nieuwe termijn van twee weken op voor verweerder om alsnog een besluit bekend te maken.
Daarnaast wordt verweerder een dwangsom van € 200 opgelegd voor elke dag dat deze nieuwe termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan op 13 mei 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.