ECLI:NL:RBDHA:2025:8504
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Oezbeekse nationaliteit afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor vervolging
In deze zaak heeft eiser, van Oezbeekse nationaliteit, op 14 januari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd op 7 januari 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelt dat hij ontvoerd en bedreigd is door oud-schoolgenoten in Oezbekistan en vreest voor vervolging bij terugkeer. De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. Eiser heeft geen documenten overgelegd die zijn verhaal ondersteunen, zoals aangiftes van bedreigingen. De rechtbank concludeert dat verweerder de problemen met de oud-schoolgenoten als ongeloofwaardig heeft kunnen beschouwen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert, en zijn asielrelaas is niet onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag niet zo spoedig mogelijk is ingediend, wat ook een reden is voor de afwijzing.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Oezbekistan een reëel risico op vervolging loopt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.