ECLI:NL:RBDHA:2025:8511
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 maart 2025 niet in behandeling genomen, omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.
De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Portugal gedaan, dat is aanvaard op basis van artikel 18, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister gebruik had moeten maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen, omdat zij in Portugal gediscrimineerd zou zijn en mishandeld zou zijn.
De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere en individuele omstandigheden zijn die maken dat de aanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling had moeten worden genomen. De gestelde relatie met een partner in Nederland is niet onderbouwd en vormt op zichzelf geen aanleiding om de asielaanvraag op te nemen in de nationale procedure. De rechtbank concludeert dat de minister zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding bestaat om de asielaanvraag van eiseres in behandeling te nemen. De uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. L.D. Osborne, griffier.