ECLI:NL:RBDHA:2025:8512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
AWB 24_11987
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op grond van artikel 8 EVRM tussen moeder en dochter zonder bijkomende elementen van afhankelijkheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2025, wordt het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf beoordeeld. Eiseres had de aanvraag ingediend om bij haar dochter, die in Nederland woont, te kunnen verblijven. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag afgewezen op 31 augustus 2023, en dit besluit werd bevestigd na het bezwaar van eiseres op 1 juli 2024. De rechtbank behandelt de zaak op 10 februari 2025, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig zijn.

De rechtbank oordeelt dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn tussen eiseres en haar dochter, die noodzakelijk zijn voor het aannemen van een familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiseres en haar dochter zijn beide meerderjarig en hebben al lange tijd niet meer samengewoond. De minister heeft vastgesteld dat de emotionele en financiële banden tussen hen niet voldoende zijn om aan te nemen dat eiseres zonder de fysieke aanwezigheid van haar dochter niet kan functioneren. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag van eiseres ongegrond is, en dat er geen recht bestaat op een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder verblijf op basis van artikel 8 van het EVRM kan worden toegestaan, en dat de drempel voor bijkomende elementen van afhankelijkheid hoog ligt. De rechtbank wijst erop dat de wens van referente om voor eiseres te zorgen, niet voldoende is om aan de voorwaarden voor verblijf te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/11987

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M. Berkelmans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 31 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [referente] , A. Maniani en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat heeft eiseres aangevraagd?
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1960 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij wil in Nederland verblijven bij haar dochter: [referente] , geboren op [geboortedatum] 1978, van Nederlandse nationaliteit. Eiseres heeft daarom een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid bij [referente] (hierna: referente) op grond van artikel 8 van het EVRM. [1]
Wat is het juridisch kader?
Welke voorwaarden gelden voor de aanvraag?
4. Eiseres en referente zijn allebei meerderjarig. Tussen meerderjarigen buiten het kerngezin bestaat familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, als er tussen hen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Deze afhankelijkheid moet worden vastgesteld op basis van objectieve of objectiveerbare feiten en omstandigheden.
Wat moet de minister beoordelen?
4.1.
De minister moet een brede beoordeling maken van de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, waarin hij alle individuele omstandigheden betrekt. Elementen zoals de financiële en materiële afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst moeten, voor zover zij zijn aangevoerd door de vreemdeling, in die beoordeling een rol spelen. Verder kan bijvoorbeeld de mate van emotionele afhankelijkheid en de vraag of betrokkenen eerder hebben samengewoond van belang zijn.
Wat moet de rechtbank beoordelen?
4.2.
De rechtbank toetst het onderzoek van de minister naar de relevante feiten en omstandigheden volledig. Bij de weging van de elementen komt de minister beoordelingsruimte toe. De uitkomst van de beoordeling of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, toetst de rechtbank daarom enigszins terughoudend. [2] De rechtbank maakt de beoordeling aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Dat wil zeggen dat de rechtbank het standpunt van de minister beoordeelt aan de hand van de redenen waarom eiseres vindt dat de minister haar aanvraag niet mocht afwijzen.
Wat is het standpunt van de minister?
5. De minister vindt dat er tussen eiseres en referente geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Daarvoor acht de minister de volgende omstandigheden van belang.
5.1. Referente is na haar huwelijk op 15 december 2002 in Marokko naar Nederland gekomen en is op 22 mei 2003 ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Er is dus al een lange tijd geen sprake meer van samenwoning tussen eiseres en referente.
5.2.
Na de komst van referente naar Nederland, is eiseres in Marokko blijven wonen met de grootmoeder van referente. De grootmoeder is in 2014 overleden. Eiseres heeft haar stelling dat zij sindsdien geen vaste verblijfplaats in Marokko meer heeft, dat zij sindsdien afhankelijk is geweest van de hulp van familie en kennissen en dat zij deze hulp niet langer (voldoende) kan krijgen, onvoldoende onderbouwd met bewijsstukken.
5.3.
Er is niet gebleken dat de relatie tussen eiseres en referente anders is dan het onderhouden van de gebruikelijke contacten tussen directe familieleden. Het is gangbaar dat kinderen die in het buitenland wonen hun moeder bezoeken en haar zoveel mogelijk ondersteunen, zowel financieel als emotioneel.
5.4.
Eiseres heeft gesteld dat zij ondersteuning en zorg nodig heeft in verband met gezondheidsklachten, maar er is niet gebleken dat deze ondersteuning en zorg alleen door referente kan worden gegeven.
5.5.
De dochter van referente heeft een verstandelijke beperking. Uit de brief van 12 september 2023 van een gedragswetenschapper van Pluryn blijkt dat de dochter afhankelijk is van referente en haar echtgenoot. Dit maakt niet dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referente. Eiseres kan met een visum voor kort verblijf naar Nederland komen en haar kleindochter bezoeken.
5.6.
Eiseres heeft veel banden met Marokko. Haar enige band met Nederland is dat referente en haar gezin hier wonen.
5.7.
Dat referente financiële ondersteuning biedt aan eiseres draagt in positieve zin bij, maar is in samenhang bezien met de overige omstandigheden onvoldoende voor het aannemen van bijkomende elementen van afhankelijkheid.
Wat is het standpunt van eiseres en referente en wat is het oordeel van de rechtbank daarover?
Over de familierelatie en het samenwonen
6. Eiseres vindt dat de minister onvoldoende in de beoordeling heeft betrokken dat het gaat om een familierelatie tussen een moeder en een meerderjarige dochter, die langdurig hebben samengewoond. Dat referente is gehuwd en het ouderlijk huis verlaten heeft, ligt in de loop van het leven maar hiermee is de bijzondere band tussen moeder en dochter niet verbroken. De minister heeft ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat referente vrijwillig naar Nederland is vertrokken om zich bij haar echtgenoot te voegen. Daarmee verwijt de minister referente ten onrechte dat zij eiseres in de steek heeft gelaten en zegt de minister ten onrechte dat het de schuld van referente is dat zij nu gescheiden is van eiseres.
6.1. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit heeft betrokken dat referente destijds vrijwillig is vertrokken uit Marokko. Hieruit heeft de minister afgeleid dat er op dat moment geen sprake was van een zodanige afhankelijkheid dat eiseres zich zonder de fysieke aanwezigheid van referente niet zou kunnen redden in Marokko. De minister heeft vervolgens gekeken naar de situatie ten tijde van de aanvraag en het bestreden besluit en heeft geconstateerd dat referente in Marokko vanaf haar geboorte heeft samengewoond met eiseres tot aan haar vertrek uit Marokko in 2002/2003 en dat zij op het moment van de aanvraag die in de huidige procedure voorligt dus al zo’n 20 jaar niet meer samenwoonden. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat de minister referente daarmee iets verwijt, maar blijkt dat de minister de objectieve feiten heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht in de beoordeling heeft betrokken dat eiseres en referente al gedurende zo’n 20 jaar niet meer samenwonen en dat de minister het standpunt heeft mogen innemen dat de omstandigheid dat referente daarvóór wel samenwoonde met eiseres onvoldoende is voor het aannemen van bijkomende elementen van afhankelijkheid.
Over de financiële ondersteuning
7. Eiseres vindt verder dat het onduidelijk is waarom de minister de financiële ondersteuning in de beoordeling heeft betrokken, als de minister tegelijkertijd vindt dat deze omstandigheid normaal is en niet kan leiden tot bijzondere afhankelijkheid.
7.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht in de beoordeling heeft betrokken dat eiseres financieel wordt ondersteund door referente. Ook heeft de minister het standpunt mogen innemen dat deze omstandigheid op zichzelf bezien niet leidt tot het aannemen van bijkomende elementen van afhankelijkheid, omdat de minister een brede beoordeling moet maken waarin hij alle individuele aspecten betrekt.
Over de gezondheidssituatie van eiseres en de in beroep ingediende stukken
8. Referente heeft verder tijdens de zitting een beroep gedaan op de gezondheidssituatie van eiseres. Referente heeft toegelicht dat zij hierover bewijzen heeft gestuurd naar haar gemachtigde maar dat deze niet zijn doorgestuurd naar de rechtbank.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat referente op vrijdagmiddag 7 februari om 16:59 uur, zonder vermelding van een zaaknummer, per e-mail onvertaalde documenten naar de rechtbank heeft gestuurd over de gezondheidssituatie van eiseres. Na de zitting op maandagochtend 10 februari om 11.15 uur, heeft de rechtbank deze stukken aangetroffen. In de betreffende e-mail heeft referente toegelicht dat haar gemachtigde heeft geweigerd om de stukken door te sturen naar de rechtbank en dat de gezondheidssituatie van eiseres is verslechterd. De rechtbank betrekt de stukken niet in haar beoordeling omdat deze korter dan 10 dagen voor de zitting zijn ingediend en deze stukken tijdens de zitting niet zijn besproken. Ook de minister heeft geen gelegenheid gehad om op de stukken te reageren.
Over het beroep van eiseres op humanitaire omstandigheden en het ouderenbeleid
9. Eiseres vindt verder dat zij rechtmatig verblijf in Nederland zou moeten krijgen op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. De grondslag daarvoor staat in artikel 13 van de Vreemdelingenwet. Het ouderenbeleid is afgeschaft maar de minister kan op grond van deze bepaling nog steeds een machtiging tot voorlopig verblijf of verblijfsvergunning aan eiseres verlenen. De minister moet hiervan een beoordeling maken en in die beoordeling betrekken dat eiseres zich in Marokko niet kan handhaven en de verdoemenis in gaat.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres een aanvraag heeft ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM en niet een aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van humanitaire omstandigheden. Hetgeen eiseres in het kader van de humanitaire omstandigheden naar voren heeft gebracht, heeft de minister betrokken in de beoordeling van artikel 8 van het EVRM. In dat kader heeft de minister het standpunt mogen innemen dat niet is gebleken dat eiseres in Marokko geen zorg kan krijgen en dat ook niet is gebleken dat zij voor deze zorg afhankelijk is van eiseres.
Over de wens van referente
10. Referente heeft tijdens de zitting benadrukt dat zij iets terug wil doen voor alles wat eiseres voor haar gedaan heeft en dat zij eiseres nu in Nederland de zorg en steun wil geven die zij verdient. Referente heeft ook benadrukt dat zij en haar echtgenoot voor eiseres kunnen zorgen.
10.1.
De rechtbank overweegt dat de wens van referente begrijpelijk is, maar dat de Nederlandse overheid een restrictief toelatingsbeleid voert. Dat betekent dat niet iedereen in Nederland mag komen wonen. In de Vreemdelingenwet staat wie er in Nederland mag verblijven en onder welke voorwaarden. Daarin staat geen toelatingsbeleid voor ouders van meerderjarige kinderen. In sommige gevallen kan toch verblijf worden toegestaan op grond van artikel 8 van het EVRM. In dit geval moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid. De drempel voor het aannemen daarvan ligt vrij hoog. Aan de zijde van de minister speelt daarbij het economisch belang een grote rol. Dat economisch belang gaat niet alleen over de kosten van levensonderhoud van eiseres in Nederland die referente zou willen betalen, maar ook over de faciliteiten die uit algemene middelen worden betaald, zoals infrastructuur en gezondheidszorg. Dat referente voor eiseres wil zorgen, is dus niet voldoende. Uit het voorgaande blijkt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Dit betekent dat het standpunt van de minister dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 8 van het EVRM in stand blijft.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de aanvraag van eiseres mocht afwijzen en dat zij geen machtiging tot voorlopig verblijf krijgt om in Nederland te mogen verblijven. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr.E. Kersten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025.
de rechter is verhinderd omdeze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.