In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft een asielaanvraag ingediend en is het niet eens met de ingangsdatum die door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. D. Gökcan, is vastgesteld op 29 mei 2023. Eiser stelt dat de ingangsdatum moet zijn 19 mei 2023, de datum waarop hij zich in het Aanmeldcentrum in Ter Apel heeft gemeld, zoals blijkt uit de overgelegde loopbrief.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de betekenis van de loopbrief voor de ingangsdatum van de verblijfsvergunning. Na de reactie van de minister heeft eiser ook schriftelijk gereageerd. De rechtbank heeft besloten om geen mondelinge behandeling te houden, omdat partijen hiervan hebben afgezien.
De rechtbank concludeert dat de minister de ingangsdatum van de verblijfsvergunning niet correct heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag is ontvangen op het moment dat eiser zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt, wat op 19 mei 2023 was. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van de minister voor zover het de ingangsdatum betreft. De rechtbank stelt de ingangsdatum van de verblijfsvergunning vast op 19 mei 2023 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister tot betaling van € 1.360,50 aan proceskosten aan eiser.