ECLI:NL:RBDHA:2025:8536
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. De maatregel van bewaring is op 11 februari 2025 opgelegd en is eerder getoetst in een uitspraak van 5 maart 2025. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep aangetekend, waarbij hij aanvoert dat de grondslag voor het voortduren van de maatregel ontbreekt, omdat zijn asielaanvraag op 13 maart 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 25 maart 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 26 februari 2025. Eiser stelt dat de bewaring zonder wettelijke grondslag voortduurt, maar de rechtbank concludeert dat verweerder de bewaring op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vreemdelingenwet met ten hoogste drie maanden heeft verlengd. De rechtbank stelt vast dat eiser rechtmatig verblijf heeft, omdat hij beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en om een voorlopige voorziening heeft gevraagd. Dit maakt het mogelijk dat de bewaring kan worden verlengd.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier, en is openbaar gemaakt op 15 mei 2025. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.