ECLI:NL:RBDHA:2025:8544
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag na overdracht aan Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Turkse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en zich afgevraagd of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de minister te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van wordt uitgegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte internationale bescherming. De minister heeft in een brief van 15 april 2025 aangegeven dat eiser per 30 september 2024 is overgedragen aan Kroatië en dat er geen bewijs is dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft op 17 april 2025 bevestigd geen contact meer te hebben met eiser.
Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk beoordeelt en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.