ECLI:NL:RBDHA:2025:855
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 11 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 2 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft.
De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Kroatië gedaan, dat is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Kroatië een onmenselijke behandeling zal ondergaan en dat er risico's zijn op pushbacks. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat, omdat er geen structurele tekortkomingen zijn aangetoond in de asielprocedure en opvang in Kroatië.
Eiser heeft zijn persoonlijke omstandigheden uiteengezet, waaronder eerdere mishandelingen door de Kroatische autoriteiten en psychische problemen. De rechtbank concludeert dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overdracht aan Kroatië van onevenredige hardheid getuigen. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in Kroatië niet de mogelijkheid heeft om te klagen of dat hij geen juridische bijstand kan krijgen. De rechtbank bevestigt dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.