ECLI:NL:RBDHA:2025:8555
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende verblijfplaats van eiser
In deze zaak heeft eiser, een Eritrese nationaliteit, op 28 december 2023 een opvolgende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag echter buiten behandeling gesteld met een besluit op 7 maart 2025. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 14 mei 2025 door de rechtbank is behandeld. Tijdens de zitting was de gemachtigde van eiser aanwezig, maar eiser zelf was niet bereikbaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op of omstreeks 2 december 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is met zijn gemachtigde. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht in Nederland. De rechtbank oordeelt dat er geen belang meer is bij een inhoudelijke behandeling van het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier A. Hoekstra - Verbeek, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.