In deze zaak heeft eiser, wonende in Delft, aanvragen voor bijstandsuitkeringen op grond van de Participatiewet (Pw) ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Delft zijn afgewezen. De rechtbank heeft op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de afwijzing van de aanvragen is gehandhaafd. Eiser had een onduidelijke financiële situatie, met een vermogen van ruim € 60.000 dat hij in een jaar tijd had besteed, voornamelijk aan gokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd over de besteding van zijn vermogen en dat hij niet aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan. Eiser had eerder schadevergoeding ontvangen na een auto-ongeluk, wat leidde tot de beëindiging van zijn bijstandsuitkering. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvragen terecht was, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op bijstand. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.