ECLI:NL:RBDHA:2025:8570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
AWB 25/7965
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregel

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 25/7965, waarin eiser, een Syrische man, beroep heeft ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). Dit besluit, genomen op 6 maart 2025, hield in dat eiser vanaf 5 maart 2025 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen zou worden geplaatst. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen de vrijheidsbeperkende maatregel die aan deze plaatsing ten grondslag ligt, waardoor de rechtbank niet kon oordelen over een mogelijk recht op schadevergoeding voor de periode van vrijheidsbeperking.

De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het COa. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser betrokken was bij een incident op het AZC te Goes, waarbij hij zwaaiend met een schilmesje een COa-medewerker verwondde. De rechtbank oordeelde dat het COa op goede gronden had besloten tot de plaatsing van eiser in de HTL, gezien de ernst van het incident en de impact daarvan. Eiser's argumenten dat het geweld niet opzettelijk was en dat de beschrijving van het incident te summier was, werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/7965

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2025 in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser gericht tegen het besluit van het COa van 6 maart 2025, waarbij het COa heeft besloten om eiser vanaf 5 maart 2025 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit).
1.1.
Het COa heeft gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 25/7966. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn op de rechtbank verschenen. Het COa heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het plaatsingsbesluit en heeft de rechtbank verzocht dit besluit te vernietigen. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen de vrijheidsbeperkende maatregel op grond waarvan hij zich binnen de HTL en een aangewezen gebied moest begeven. De vraag of eiser mogelijk recht heeft op schadevergoeding over de periode dat hij in zijn vrijheid beperkt is geweest, staat daarom niet ter beoordeling.
3. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding in de proceskosten. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Uit de verslaglegging van het COa blijkt - samengevat - het volgende. Op zondag 2 maart 2025 is eiser op het AZC te Goes in conflict geraakt met een medebewoner (medebewoner B). Medebewoner B was op de grond gemorste koffie gehurkt aan het opruimen. Deze medebewoner belandde op de grond op het moment dat eiser hem passeerde. Het is niet duidelijk hoe medebewoner B op de grond is beland, wel duidelijk is dat deze in het Arabisch begon te schreeuwen tegen eiser. Eiser schreeuwde terug, pakte een mok van een tafel een gooide deze naar het hoofd van de medebewoner. Vervolgens is een woordenwisseling ontstaan tussen eiser, medebewoner B en verschillende andere bewoners, waaronder de vader van eiser. Hierbij is door andere bewoners gegooid met een tafel en geslagen. Eiser rende weg en kwam terug, zwaaiend met een aardappelschilmesje. Verschillende bewoners hingen daarbij aan zijn armen in een poging hem tegen te houden. Eiser maakte zwaaiende bewegingen met het mesje en raakte daarbij een COa medewerker in haar duim. Eiser werd door medebewoners een verblijf ingetrokken. Eiser is vervolgens door de inmiddels gearriveerde politie aangehouden.
Eiser betoogt - samengevat - het volgende. Uit de verklaringen van de betrokken medebewoners blijkt dat de medebewoner B al de hele dag ruzie zocht. Eiser en medebewoner B raakten weliswaar in conflict, maar over het geweld dat zou zijn toegepast, lopen de verklaringen uiteen. Een andere medebewoner gooide met een tafel, eiser had hier niks mee te maken. Eiser heeft daarnaast niet bewust geweld gebruikt, althans niet zodanig dat zijn gedrag ernstige fysieke schade teweeg zou kunnen brengen. De omschrijving van het incident is te summier en tegenstrijdig om op grond hiervan te kunnen concluderen dat sprake is van een incident van zeer grote impact, aldus eiser. Zo wordt er gesteld dat eiser een aardappelschilmesje zou hebben gepakt, maar een concrete omschrijving ontbreekt. Een aardappelschilmesje is niet automatisch als wapen aan te merken en hiermee kan niet vanzelfsprekend ernstige fysieke schade worden toegebracht. Dit is door het COa onvoldoende gemotiveerd. Ook is onvoldoende gemotiveerd waarom eiser in de HTL kon worden geplaatst.
4. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten dat eiser in de HTL kan worden geplaatst.
5. Niet wordt betwist dat eiser betrokken was bij het incident, is weggerend en terugkwam met een schilmesje. Ook wordt niet betwist dat hij zwaaiend met het schilmesje rondliep en daarbij een COa medewerkster aan haar duim heeft verwond. De rechtbank gaat dan ook uit van de verslaglegging van het COa. Dat er verschillend wordt verklaard over de precieze toedracht van het incident, doet niet ter zake.
6. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het incident terecht is aangemerkt als een incident met zeer grote impact. [1] Eiser heeft gezwaaid met een schilmesje en daarbij ook een COa medewerkster verwond. Dat in het besluit niet is omschreven hoe groot dit mes precies was en wat de aard van de verwonding is geweest, doet hier niet aan af. Ook met een schilmesje, ongeacht het formaat, kan immers ernstige fysieke schade worden toegebracht. Dat eiser niet bewust geweld zou hebben gebruikt, leidt eveneens niet tot een ander oordeel. Dit is niet nader onderbouwd en bovendien niet aannemelijk, nu eiser bewust het mes is gaan halen en er al zwaaiend mee terugkeerde naar het conflict. Eiser heeft zich daarbij niet laten tegenhouden door medebewoners en de COa medewerkster die probeerde hem tegen te houden. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gemotiveerd waarom sprake is van een incident met zeer grote impact. Deze vaststelling is in de onderhavige procedure leidend.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier, op 15 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Onder gedragingen met een zeer grote impact wordt, zoals volgt uit het Maatregelenbeleid van het COa, onder andere verstaan “agressie en geweld tegen medebewoners en/of derden met een zeer grote impact, zoals gedrag met als doel de ander ernstig te bedreigen of ernstige fysieke schade toe te brengen.”.