ECLI:NL:RBDHA:2025:8636
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot aansluitende zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 mei 2025 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot een aansluitende zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1998. De officier van justitie had verzocht om deze machtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), gezien de ernstige psychische problemen van betrokkene, waaronder schizofrenie en middelengebruik. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangegeven dat hij inziet dat hij medicatie nodig heeft en dat hij zijn situatie wil verbeteren. De advocaat van betrokkene heeft echter verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat het redelijk goed gaat met betrokkene en dat hij vooruit wil kijken naar zijn toekomst, inclusief het volgen van een opleiding.
De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat overwogen, maar heeft geconcludeerd dat er nog steeds sprake is van ernstig nadeel, vooral gezien de voorgeschiedenis van betrokkene met chronische psychosen en middelengebruik. De psychiater heeft verklaard dat betrokkene kwetsbaar is en niet goed voor zichzelf zorgt wanneer hij middelen gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 9 mei 2026, en heeft het verzoek van de advocaat om de machtiging in duur te verkorten afgewezen. De rechtbank benadrukt het belang van een goede band tussen betrokkene en zijn nieuwe behandelteam voor langdurige stabiliteit.