Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Kan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan ten aanzien van Roemenië?
5. Eiser stelt dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan vanwege de slechte omstandigheden in de Roemeense opvang. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar het AIDA-rapport, update 2023, pagina 126. Verder voert eiser aan dat de Roemeense autoriteiten hem op een onmenselijke en vernederende manier hebben behandeld door hem onder erbarmelijke en mensonterende omstandigheden op te sluiten. Eiser heeft ter zitting mede aangevoerd dat hij door de Roemeense autoriteiten is geslagen voor hij in detentie werd gezet. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een kopie van zijn Roemeense vreemdelingendocument, waarop te zien is dat eiser een opgezwollen gezicht heeft. Eiser voert verder aan dat de autoriteiten in Roemenië hem geen informatie hebben gegeven over het aanvragen van asiel en hem überhaupt niet eens van die mogelijkheid op de hoogte hebben gesteld, maar hem enkel hebben gedwongen om een aanvraag in te dienen, omdat hij anders niet vrijgelaten zou worden uit detentie. Volgens eiser kan dus niet gesproken worden van een verzoek om internationale bescherming zoals gedefinieerd in Procedurerichtlijn en de Kwalificatierichtlijn. Doordat de autoriteiten eiser zo hebben behandeld en vanwege de taalbarrière en het ontbreken van enige (juridische) hulp, heeft eiser niet geklaagd bij de autoriteiten. Eiser heeft wel bij UNHCR geklaagd, maar heeft hier geen documenten van. Dat hij deze documenten heeft kan, als asielzoeker, niet van eiser worden verwacht. Bovenstaande had voor de minister aanleiding moeten zijn om nader onderzoek te doen naar de situatie voor Dublinclaimanten in Roemenië.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling heeft in de uitspraak van 27 december 20232 geoordeeld dat de minister voor Dublinclaimanten, ten aanzien van Roemenië, van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. In de uitspraak van 22 juli 2024 heeft de Afdeling dit bevestigd.3 Dit betekent dat de minister in beginsel mag uitgaan van het vermoeden dat Roemenië zijn internationale verplichtingen tegenover eiser zal nakomen en dat de behandeling van eiser in Roemenië niet in strijd zal zijn met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Roemenië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Roemeense autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Daarvoor kan hij objectieve informatie over de werking van het asiel- en opvangsysteem in Roemenië overleggen of verklaringen afleggen over zijn eigen ervaringen aangaande het asiel- en opvangsysteem in Roemenië. Van een schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM zal, in geval eiser aannemelijk maakt dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken (zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, in de zaak Jawo). Naar het oordeel van rechtbank is eiser hier niet in geslaagd.
7. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de Afdeling in voornoemde uitspraken dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eiser verwijst naar het AIDA-rapport, update 2023, waarin zou staan vermeld dat er veelvuldig sprake is van slechte omstandigheden, zoals mishandeling en vernedering, en dat er gevallen bekend zijn van Dublinterugkeerders die te maken hebben gekregen met pushbacks. Een dergelijke algemene verwijzing naar een rapport vormt een onvoldoende onderbouwing van de stelling dat niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit dit rapport valt niet op te maken dat Dublinterugkeerders blootgesteld worden aan pushbacks. De verwijzing ter zitting naar pagina 126 van het AIDA-rapport, update 2023, schetst enkel de staat van twee opvangfaciliteiten waaruit blijkt dat de Roemeense autoriteiten deze aan het renoveren zijn. Hieruit blijkt dat de Roemeense autoriteiten niet onverschillig staan tegenover verbetering van de opvangsituatie. Eiser heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat hij als Dublinterugkeerder bij overdracht aan Roemenië een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM.
8. De verklaringen van eiser over wat hij persoonlijk heeft meegemaakt in Roemenië zijn eveneens onvoldoende voor het oordeel dat ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eiser heeft met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij als Dublinterugkeerder na overdracht aan Roemenië een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. De problemen die eiser stelt te hebben ondervonden, hielden verband met zijn illegale inreis. Dit betreft een andere situatie dan waaronder hij nu zal terugkeren naar Roemenië. De Roemeense autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen met inachtneming van de internationale verdragen en Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. De minister mag er daarom vanuit gaan dat de Roemeense autoriteiten een tolk en juridische hulp beschikbaar stellen en dat eiser niet te maken krijgt met een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. Als eiser toch problemen ervaart, mag van hem worden verwacht dat hij daarover klaagt bij de Roemeense autoriteiten. Niet valt in te zien dat dit niet van hem mag worden verwacht. Eiser stelt namelijk eerder zijn gang naar het UNHCR te hebben gevonden, waardoor om die reden mag worden verwacht dat hij zal klagen bij voorkomende problemen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had de minister de asielaanvraag aan zich moeten trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening?
9. Eiser is van mening dat de minister in eisers persoonlijke ervaringen aanleiding moet zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
11. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, de minister in de door eiser genoemde omstandigheden geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig heeft hoeven achten die maken dat zijn overdracht aan Roemenië van een onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank stelt vast dat de minister de persoonlijke ervaringen van eiser voldoende heeft meegewogen bij de vraag of nog mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De vraag is dus of eiser als gevolg van deze ervaringen niet kan terugkeren omdat dit zou getuigen van een onevenredige hardheid. De rechtbank kan de minister volgen in zijn standpunt dat eiser dergelijke omstandigheden niet heeft gesteld dan wel heeft onderbouwd. Niet blijkt van bijvoorbeeld medische stukken waaruit blijkt dat terugkeer naar Roemenië niet van hem verwacht mag worden. Deze beroepsgrond slaagt niet.