In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 mei 2025, wordt het beroep van eiser, een derdelander uit Oekraïne, tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser had op 11 maart 2024 vrijwillig Nederland verlaten onder toezicht van de Dienst Terugkeer & Vertrek. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser zelfstandig uit Nederland is vertrokken. Dit besluit is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat de minister derdelanders niet vóór 4 maart 2024 mocht verplichten de Europese Unie te verlaten. De rechtbank concludeert dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroepschrift nodig is, aangezien eiser geen belang meer heeft bij de zaak. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 907,00.