6.1.De rechtbank constateert dat eiser in een niet-vreemdelingrechtelijk kader is staande gehouden, namelijk op grond van de APVvan Rotterdam (het bezit van opengebroken alcoholhoudende drank). Eiser werd gevraagd naar zijn identiteitspapieren, die hij niet kon overleggen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende duidelijk is dat de staande houding niet-vreemdelingrechtelijk was en de bewaringsrechter er daarom niet over mag oordelen. Eiser is vervolgens opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid van de Vw, omdat eisers identiteit niet onmiddellijk kan worden vastgesteld. Dit is de juiste grondslag en de rechtbank ziet geen gebrek in deze gang van zaken. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De minister heeft bij besluit van 4 maart 2025 vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf op grond van het Unierecht heeft. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel ingesteld en staat dus in rechte vast. Eiser valt daarom onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. De maatregel is op de juiste grondslag opgelegd.
8. De zware en lichte gronden zijn door eiser niet betwist. De rechtbank ziet ook ambtshalve toetsend geen aanleiding voor het oordeel dat deze gronden, in samenhang bezien, de maatregel van bewaring niet kunnen dragen en om aan te nemen dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
9. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, is de minister er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstond derhalve niet om de uitzetting van eiser te verzekeren.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
10. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. Eiser is op 30 april 2025 in bewaring gesteld, het enkel voeren van een vertrekgesprek op 6 mei 2025 volstaat niet. Daarnaast ontbreekt het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Stukken waaruit het zicht op uitzetting blijkt ontbreken in het dossier. Daarnaast is het de gemachtigde van eiser ambtshalve bekend dat een Dublinoverdracht van een andere vreemdeling aan Kroatië recent is uitgesteld vanwege personeelsgebrek. De verwachting is dan ook dat ook eiser niet op korte termijn aan Kroatië kan worden overgedragen.
11. Door de minister is ter zitting toegelicht dat naast het vertrekgesprek op 6 mei 2025, op diezelfde dag een terugkeer- en overnameverzoek aan Kroatië is opgesteld en aan de betreffende afdeling is gestuurd. Het opstarten van de terugkeerprocedure is in het vertrekgesprek van 6 mei 2025 aan eiser medegedeeld. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend. Dat geen zicht op uitzetting bestaat volgt de rechtbank evenmin. Eiser is geen Dublinclaimant maar een Kroaat, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor het vermoeden dat Kroatië niet meewerkend zal zijn aan de terugname van zijn eigen burger. Daar komt bij dat eiser niet meewerkend is. De tijdens het vertrekgesprek van 6 mei 2025 gedane toezegging contact op te gaan nemen met de Kroatische autoriteiten, is eiser niet nagekomen.