Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
)
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiser, Mohamed Amine Belhadj, opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie. De maatregel was opgelegd op 27 januari 2025 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De minister heeft de maatregel op 18 maart 2025 opgeheven, maar het beroep bleef doorlopen.
De rechtbank heeft de zaak op 9 mei 2025 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar de minister vertegenwoordigd was door haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden en dat de beoordeling van het voortduren van de maatregel zich beperkt tot de periode na het sluiten van het vorige onderzoek op 7 februari 2025. De rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht is om in de voortgangsrapportage expliciet te motiveren waarom geen lichter middel kan worden toegepast. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de voortvarendheid van de minister in de uitzettingsprocedure en concludeert dat er zicht op uitzetting was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.