In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 mei 2025, is het beroep van eiser, een derdelander met een V-nummer, tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie aan de orde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister in 2023 de tijdelijke bescherming van derdelanders die voor de oorlog in Oekraïne tijdelijk verblijf hadden, eerder mocht beëindigen dan die van Oekraïners en staatlozen. De bescherming van deze derdelanders eindigde op 4 maart 2024, wat betekent dat zij vanaf die datum geen recht meer hebben op verblijf in Nederland op basis van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister vóór deze datum een terugkeerbesluit heeft opgelegd aan eiser, wat in strijd is met de eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het terugkeerbesluit vernietigd. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 907,00. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.