In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die was verleend voor de bouw van een appartementencomplex met vier appartementen. De vergunninghouder had op 13 september 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw op het adres [adres 2] in [plaats]. Eisers, eigenaren van een naastgelegen perceel, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente Nieuwkoop om de vergunning te verlenen. De rechtbank heeft de beroepen op 3 maart 2025 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, de gemachtigde van de gemeente, en een vertegenwoordiger van de derde-partij aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om de omgevingsvergunning was ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de oude wetgeving van toepassing bleef. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de mogelijkheid van schade aan hun woning door de bouwactiviteiten en de strijdigheid met het bestemmingsplan, beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de vergunninghouder voldoende had aangetoond dat aan de voorschriften van het Bouwbesluit werd voldaan en dat de omgevingsvergunning terecht was verleend, met uitzondering van het aantal parkeerplaatsen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen. De rechtbank heeft het voorschrift dat de vergunninghouder verplichtte om acht parkeerplaatsen aan te leggen vernietigd en vervangen door een voorschrift dat de aanleg van tien parkeerplaatsen voorschrijft. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van griffierechten en proceskosten aan eisers.