ECLI:NL:RBDHA:2025:8880
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 17 januari 2025 te horen dat zijn aanvraag niet-ontvankelijk was verklaard. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken uit de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Eiser heeft op 24 januari 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit. Echter, op 17 april 2025 meldde de verweerder dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken en dat er geen contact meer was met de gemachtigde van eiser. De rechtbank heeft, na toestemming van partijen, besloten om zonder zitting uitspraak te doen en het onderzoek te sluiten op 13 mei 2025.
De rechtbank overwoog dat wanneer een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel van uit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aangezien eiser geen contact meer had met zijn gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.