Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 24/1872, waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, beroep heeft ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De achtergrond van de zaak betreft de tijdelijke bescherming van derdelanders die voor de oorlog in Oekraïne tijdelijk verblijf hadden in Nederland. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat de minister deze tijdelijke bescherming eerder mocht beëindigen dan die van Oekraïners en staatlozen. Dit leidde ertoe dat derdelanders vanaf 4 maart 2024 geen recht meer hebben op verblijf in Nederland op basis van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming. In het geval van eiser heeft de minister echter vóór deze datum een terugkeerbesluit opgelegd, wat in strijd is met de eerdere uitspraken van de Afdeling. De rechtbank heeft daarom het beroep gegrond verklaard en het terugkeerbesluit vernietigd. Tevens is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 907,00.