ECLI:NL:RBDHA:2025:8955
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een V-nummer heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar dit verzoek is afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel aan de indieningsvereisten niet is voldaan, er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die rechtvaardigen dat het verzoek inhoudelijk wordt beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoeker niet duidelijk is welke voorlopige voorziening hij vraagt, maar dat het verzoek betrekking heeft op het opschorten van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat de verzoeker verplicht om terug te keren naar Turkije.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de argumenten van de verzoeker, waaronder een beroep op het associatierecht tussen de Europese Unie en Turkije, onvoldoende onderbouwd zijn. Het verzoek om een voorlopige voorziening is als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.