11.4.Gelet op het vorenstaande, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat eiseres in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten zal komen te staan als zij op de hoogte raken van haar politieke overtuiging en activiteiten.
12. Al het vorenstaande, in samenhang bezien, leidt tot de slotsom dat het standpunt van verweerder dat niet aannemelijk is dat eiseres in de negatieve belangstelling staat of, bij terugkeer, zal komen te staan van de Russische autoriteiten niet berust op een zorgvuldige voorbereiding en evenmin op een deugdelijke motivering. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt in zoverre. In het verlengde hiervan ligt dat het standpunt van verweerder dat eiseres geen gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege haar politieke overtuiging en activiteiten evenmin berust op een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering.
13. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
14. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat de hiervoor geconstateerde gebreken niet in de beroepsfase door verweerder zijn hersteld (zie ook overwegingen 7.3. en 9.3.). De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het primair aan verweerder is om een risico-inschatting te maken en te beoordelen of eiseres een gegronde vrees heeft voor vervolging op grond van haar politieke overtuiging en activiteiten. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat gelet op de aard van de gebreken, de wijze waarop die moeten worden hersteld en de aard en vorm van een eventuele vervolgprocedure bij een nieuw ongunstig besluit voor eiseres, niet valt in te zien dat eiseres op die manier eerder uitsluitsel krijgt in haar zaak dan als verweerder de opdracht wordt gegeven een nieuw besluit op de asielaanvraag te nemen binnen een niet al te lange termijn. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen, met inachtneming van deze uitspraak (meer specifiek de overwegingen 6 tot en met 12), een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van tien weken.
15. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).