ECLI:NL:RBDHA:2025:8985
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende sociale en economische binding met Senegal
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot verlening van een visum kort verblijf voor het doel 'familiebezoek' aan zijn vader. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de aanvraag afgewezen op 14 mei 2024, met als reden dat er redelijke twijfel bestond over de tijdige terugkeer van eiser naar Senegal. Eiser, van Senegalese nationaliteit, heeft op 30 april 2024 een visum aangevraagd voor de periode van 24 juni 2024 tot en met 22 juli 2024. De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen stellen dat eiser onvoldoende sociale en economische binding heeft met Senegal. Eiser heeft aangevoerd dat hij een belangrijke rol speelt in zijn gezin en dat hij een baan heeft als automechanicus, maar de rechtbank concludeert dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij over een duurzaam inkomen beschikt. De rechtbank wijst erop dat de minister de hoorplicht in de bezwaarfase terecht heeft genegeerd, omdat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.