ECLI:NL:RBDHA:2025:9

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
NL24.39625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid van een Syrische eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Syrische eiseres tegen de afwijzing van haar mvv-aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar meerderjarige zoon beoordeeld. De aanvraag, ingediend op 28 juli 2021, werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 6 januari 2023, en het bezwaar hiertegen werd op 12 september 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat de referent niet voldoet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid uit de Vreemdelingencirculaire 2000. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent, en dat er derhalve geen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat. De rechtbank wijst erop dat de minister geen belangenafweging hoeft te maken wanneer er geen gezinsleven wordt aangenomen. De uitspraak benadrukt dat de emotionele en financiële banden tussen eiseres en referent niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.39625

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag van 28 juli 2021 voor een mvv [2] voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij haar zoon [naam referent] (referent).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 6 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 september 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank dient in deze zaak te beoordelen of de minister de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij, mede aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Voorgeschiedenis en totstandkoming bestreden besluit
3. Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en verblijft in Syrië, [plaats] , bij vrienden of verre familieleden. Eiseres heeft de mvv-aanvraag ingediend omdat zij wil verblijven bij haar meerderjarige zoon, referent, geboren op [geboortedatum] , die bij besluit van 10 mei 2021 in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op de
a-grond. Eiseres is op 24 november 2022 in Beiroet gehoord. [3]
3.1.
De minister heeft de aanvraag met het besluit van 6 januari 2023 afgewezen, omdat referent niet aan het jongvolwassenenbeleid uit paragraaf B7/3.8.1 van de Vc [4] voldoet. De minister acht de identiteit van eiseres wel aannemelijk en de familierechtelijke relatie met referent ook. Volgens de minister is echter geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent.
3.2.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Referent is in bezwaar op 30 mei 2024 gehoord. [5]
3.3.
In het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De minister heeft haar standpunt over het niet voldoen van referent aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid en het ontbreken van meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie gehandhaafd, zodat geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [6] . Anders dan in het besluit van 6 januari 2023 heeft de minister, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [7] van 27 maart 2024 [8] , geen belangenafweging verricht omdat geen familie- en gezinsleven wordt aangenomen. Aan een belangenafweging wordt dan niet toegekomen.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Op wat eiseres hiertoe in de gronden van beroep aanvoert zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
5. De rechtbank stelt voorop dat, zoals de gemachtigde van eiseres op de zitting heeft aangegeven, het in deze zaak gaat om een mvv-aanvraag voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ op grond van artikel 8 van het EVRM en niet om een nareisaanvraag. Vaststaat dat tussen partijen geen discussie bestaat over de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent. Partijen zijn verdeeld over de vraag of referent voldoet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid uit paragraaf B7/3.8.1 van de Vc. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord, is de vraag of tussen referent en eiseres gezinsleven bestaat op grond van bijkomende elementen van afhankelijkheid (ˋmore than normal emotional tiesˊ).
Jongvolwassenenbeleid
6. Uit de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024 [9] , volgt dat de minister het jongvolwassenenbeleid uit paragraaf B7/3.8.1 van de Vc toepast om vast te stellen of tussen een meerderjarig kind en zijn ouder(s) familie- of gezinsleven bestaat als bedoeld in artikel 8 van het EVRM zonder dat de minister daarvoor bijkomende elementen van afhankelijkheid vereist. Dit geldt uitsluitend als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd. Uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024 volgt dat deze vier voorwaarden cumulatief zijn. Bij de beoordeling dient de minister alle relevante feiten en omstandigheden te betrekken en een op het individuele geval toegespitste beoordeling te maken.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat referent niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. In het besluit van 6 januari 2023 (pagina’s 3 tot met 5), en in het bestreden besluit (pagina 3 en 4), heeft de minister dat voldoende gemotiveerd. Daarbij heeft de minister allereerst kunnen betrekken dat referent in januari 2017 Syrië verlaten heeft voor zijn studie in [land] , dat de scheiding tussen hem en eiseres vrijwillig is geweest en dat niet aannemelijk is dat referent Syrië noodgedwongen, vanwege dreiging, heeft moeten verlaten. Dat referent op de zitting heeft verklaard dat hij noodgedwongen uit Syrië is vertrokken omdat hij kritisch was op het toenmalige regime en zich moest aansluiten bij de regeringsgezinde militie, heeft de minister niet hoeven volgen omdat deze stelling niet is onderbouwd. De minister heeft op de zitting gesteld dat referent zich pas in [land] kritisch heeft uitgelaten over het toenmalige regime. De stelling dat referent bij zijn terugkeer in Syrië in 2019 dreigde te worden gerekruteerd door een regeringsgezinde militie, is niet onderbouwd en volgt ook niet uit zijn verklaringen. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft referent verklaard dat hij in 2019 is teruggekeerd naar Syrië om zijn paspoort te verlengen en ongeveer een maand bij zijn moeder heeft verbleven. [10] Referent heeft tijdens de hoorzitting niets verklaard over de dreiging in die periode om te worden gerekruteerd door een regeringsgezinde militie. Ook in andere opzichten is niet gebleken dat de band tussen eiseres en referent de gebruikelijke banden tussen hen overstijgt. Dat referent tot januari 2017 altijd in Syrië met eiseres heeft samengewoond, is daarvoor onvoldoende.
6.2.
De minister heeft verder bij de beoordeling van belang kunnen vinden dat referent na zijn vertrek uit Syrië in januari 2017 tot oktober 2020, behoudens één maand in 2019, in [land] heeft gewoond en dat hij vrijwillig stappen naar zelfstandigheid heeft gezet. Zij heeft daarbij kunnen betrekken dat referent enkele jaren een serieuze relatie heeft gehad in [land] en dat hij in het weekend en in vakantieperiodes heeft gewerkt. De stelling dat referent steeds van eiseres afhankelijk is gebleven en zich zonder haar niet staande kon houden, is niet goed te rijmen met het standpunt dat eiseres financieel afhankelijk is van referent. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft referent verklaard dat hij iedere maand geld stuurde naar zijn moeder. [11] Eiseres heeft tijdens het gehoor verklaard dat referent om de twee maanden € 80,- aan haar stuurde. [12] Hieruit blijkt geen financiële afhankelijkheid van referent van eiseres, maar kan evenmin zondermeer worden afgeleid dat juist eiseres financieel afhankelijk is van referent.
6.3.
De minister heeft zich gelet op het voorgaande niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat referent niet langer met eiseres in gezinsverband samenleefde, na zijn vertrek uit Syrië in 2017 en dat de gezinsband als verbroken moet worden beschouwd. Terecht is geconcludeerd dat referent niet voldoet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid.
Bijkomende elementen van afhankelijkheid
7. De Afdeling heeft op 27 maart 2024 [13] een uitspraak gedaan over de beoordeling van het familie- en gezinsleven bij meerderjarige kinderen en hun ouders. De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat die beoordeling ziet op de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Er moet door de minister een op het specifieke geval toegespitste beoordeling worden gemaakt van alle door de vreemdeling aangedragen feiten en omstandigheden die kunnen maken dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Hierbij mag niet enkel worden betrokken of er sprake is van medische afhankelijkheid. Ook elementen als financiële en materiële afhankelijkheid, de emotionele afhankelijkheid en de samenwoning van de betrokkene moeten worden betrokken. In die uitspraak heeft de Afdeling ook herhaald dat voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid niet vereist is dat een vreemdeling volledig en exclusief van de zorg van één referent afhankelijk is.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar bij de beoordeling van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie heeft betrokken. De minister heeft mogen stellen dat door het lange samenwonen in Syrië een hechte familieband tussen referent en eiseres is ontstaan, maar dat dit onvoldoende is om van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie te kunnen spreken. Verder heeft de minister in de financiële en emotionele ondersteuning van referent aan eiseres onvoldoende reden kunnen zien om op basis daarvan te concluderen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De minister heeft daarbij kunnen stellen dat uit de verklaringen van referent blijkt dat hij veelvuldig telefonisch contact onderhoudt met eiseres, en dat referent het contact op deze wijze kan voortzetten. Verder heeft de minister mogen stellen dat referent de gestelde financiële steun aan eiseres niet met bewijsstukken heeft onderbouwd en dat, voor zover al sprake is van financiële steun, referent die steun vanuit Nederland kan blijven voortzetten. Referent heeft niet met bewijsstukken onderbouwd dat eiseres hem tijdens zijn verblijf in [land] financieel heeft onderhouden. Hij heeft namelijk op de zitting verklaard dat eiseres alleen het eerste trimester van zijn studie in [land] heeft bijgedragen in de kosten, waarna hij zich met behulp van vrienden financieel heeft kunnen redden. De minister heeft ten aanzien van de gezondheid van eiseres gevolgd dat zij lijdt aan epilepsie en vanwege haar epileptische aanvallen onder medische behandeling staat. De minister heeft in dat kader kunnen stellen dat niet gebleken is dat eiseres voor haar verzorging en ondersteuning, waarvan referent stelt dat zij deze nodig heeft, exclusief van referent afhankelijk is. Daarbij heeft de minister van belang mogen vinden dat eiseres gedurende de periode sinds het vertrek van referent uit Syrië bij verschillende familieleden en kennissen heeft verbleven en dat zij haar, waar nodig, hebben verzorgd en ondersteund. Hoewel de rechtbank begrijpt dat deze situatie moeilijk is voor eiseres, kan zij in Syrië medicijnen verkrijgen bij de apotheek en bij haar neuroloog terecht. Dat in een medisch rapport van 9 november 2020 staat dat eiseres vanwege haar epilepsie permanente behandeling nodig heeft en iemand die toezicht houdt om te voorkomen dat zij een beroerte krijgt, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. Hierbij is van belang dat eiseres derden heeft die haar kunnen helpen wanneer dat nodig is, onder wie de vrienden bij wie zij momenteel inwoont. De stelling dat de vrienden van eiseres haar niet langer kunnen helpen omdat zij in afwachting zijn van gezinshereniging, is niet met een verklaring onderbouwd. Dat referent op de zitting stelt dat van de vrienden niet kan worden verwacht dat zij een verklaring op papier zetten, volgt de rechtbank niet. De rechtbank ziet niet in waarom de vrienden van eiseres niet een verklaring op papier zouden kunnen en willen zetten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bewijsnood.
7.2.
De rechtbank acht met de minister aannemelijk dat eiseres en referent een hechte en emotionele band hebben, ook omdat zij samen tot januari 2017 hebben samengewoond, en begrijpt goed dat zij elkaar missen en graag bij elkaar willen zijn. Dit is in samenhang bezien met de andere elementen in de beoordeling, echter onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eiseres, zoals de minister niet ten onrechte stelt. Hoewel de minister inziet dat de huidige situatie van eiseres verre van optimaal is, is volgens haar niet gebleken dat eiseres niet in staat is te functioneren zonder de fysieke aanwezigheid van referent. De rechtbank kan de minister hierin volgen. Daarbij is van belang dat eiseres vanaf het vertrek van referent in januari 2017 bij verschillende familieleden en kennissen heeft verbleven die haar, waar nodig, hebben verzorgd en ondersteund, zoals de minister niet ten onrechte stelt. De minister heeft mogen stellen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres geen professionele verzorging of medische hulp, zoals medicatie, zou kunnen krijgen in Syrië, ondanks dat wordt ingezien dat de situatie in Syrië niet optimaal is. Dat de medische situatie van eiseres sinds het vertrek van referent is verslechterd, is niet met een medische verklaring onderbouwd. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij voor haar medische problematiek (exclusief) afhankelijk is van referent. Dat referent op de zitting stelt dat hij vanwege zijn ADHD en het ontbreken van een partner eiseres nodig heeft om hem te helpen bij het organiseren van zaken, is niet met een (medische) verklaring onderbouwd. Niet valt in te zien dat eiseres haar zoon zou kunnen helpen bij het organiseren van zaken, nu zij zelf aangewezen is op hulp.
7.3.
De minister heeft zich, gelet op het voorgaande, terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet in financiële, praktische en emotionele zin sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. De minister heeft daarom niet ten onrechte geconcludeerd dat geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
Belangenafweging
8. Eiseres voert aan dat de minister een belangenafweging had moeten maken omdat sprake is van familie- en gezinsleven tussen haar en referent.
8.1.
Gelet op wat in 7.3 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen belangenafweging meer hoeft plaats te vinden. Gelet op de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 hoeft de minister namelijk geen belangenafweging te maken wanneer geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Machtiging tot voorlopig verblijf.
3.Gehoor nareis-vreemdeling.
4.Vreemdelingencirculaire 2000.
5.Hoorzitting nareis.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.Pagina 6 van het rapport hoorzitting nareis.
11.Pagina 5 van het rapport hoorzitting nareis.
12.Pagina 10 van het gehoor nareis.
13.Zie noot 8.