ECLI:NL:RBDHA:2025:9048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL25.14542 en NL25.14543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser uit de Comoren afgewezen wegens onvoldoende bewijs van vervolgingsvrees

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, afkomstig uit de Comoren, heeft op 6 maart 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 21 maart 2025 door de minister als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 29 april 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de minister niet. Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging vanwege zijn politieke activiteiten en vriendschap met een persoon die een aanslag op de president van de Comoren heeft gepleegd. De rechtbank constateert dat de minister onvoldoende bewijs heeft geleverd om de afwijzing te onderbouwen, en dat de aanvullende stukken die eiser heeft ingediend niet zijn meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en vernietigt het besluit. De minister wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.14542 (beroep) en NL25.14543 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 6 maart 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 maart 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 29 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en H.C. de Man als tolk. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Comorese nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1998. Eiser heeft – kort gezegd – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar de Comoren vreest opgepakt en vermoord te worden vanwege zijn politieke activiteiten voor een oppositiepartij en vriendschap met [naam 1] . [naam 1] heeft een mislukte moordaanslag gepleegd op de president van de Comoren en is na dit incident overleden. Eiser heeft op 2 en op 5 november 2024 een dagvaarding ontvangen van de politie dat hij zich moest melden, waarom eiser moest verschijnen werd niet vermeld. Eiser vermoedt dat dit is vanwege politieke redenen. Eiser is daarom uit de Comoren vertrokken en heeft in Nederland asiel aangevraagd. Bij terugkeer vreest eiser opgepakt of vermoord te worden.
3. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • dat eiser in de negatieve belangstelling van de Comorese autoriteiten staat vanwege politieke activiteiten;
  • dat eiser in de negatieve belangstelling van de Comorese autoriteiten staat omdat eiser een vriend was van [naam 1] .
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser deels geloofwaardig. Dat eiser in de negatieve belangstelling van de Comorese autoriteiten staat vanwege zijn politieke activiteiten vindt verweerder niet geloofwaardig. Ook vindt verweerder niet geloofwaardig dat eiser in de negatieve belangstelling van de Comorese autoriteiten staat omdat hij een vriend was van [naam 1] . Voor wat betreft het eerste asielmotief heeft eiser onvoldoende documenten aangeleverd die zijn identiteit onderbouwen. Eiser is Nederland namelijk ingereisd op een origineel Frans paspoort. Ter onderbouwing van zijn gestelde identiteit heeft eiser alleen kopieën van een paspoort en geboorteakte overgelegd die niet op echtheid gecontroleerd kunnen worden. Voor wat betreft het tweede asielmotief en het derde asielmotief, heeft eiser ook onvoldoende documenten overgelegd en hij heeft daar geen goede verklaring voor. [1] Daarnaast vormen eisers verklaringen ten aanzien van het tweede en derde asielmotief geen samenhangend en aannemelijk geheel. [2] Eiser heeft op een aantal punten vaag verklaard. Verder kan eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig worden beschouwd [3] omdat hij heeft geprobeerd te reizen met een paspoort dat niet aan hem toebehoorde en niet meteen asiel heeft aangevraagd. Verweerder vindt dat eiser geen vrees heeft voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [4] omdat hij geen dermate sterke politieke overtuiging heeft en omdat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij bij terugkeer politieke activiteiten zal verrichten op grond waarvan hij gegronde vrees voor vervolging heeft. Omdat de gestelde problemen niet geloofwaardig zijn, loopt eiser ook geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [5] Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser hem heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit. [6] Verweerder heeft aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod van twee jaar. [7]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en dat verweerder het besluit op meerdere punten onvoldoende gemotiveerd heeft. Allereerst wordt eiser in zijn verdediging geschaad nu hij tijdens de besluitvormingsfase niet de beschikking had over zijn telefoon. Daarom heeft hij geen contact op kunnen nemen met zijn familie om hen te vragen zijn originele paspoort op te sturen. Daarnaast bevinden zich in de telefoon ook documenten die de gestelde vriendschap met [naam 1] onderbouwen. Dit is in strijd met de samenwerkingsverplichting. Ten onrechte zijn de overgelegde kopieën niet betrokken bij de beoordeling van eisers identiteit. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiser onvoldoende met stukken heeft onderbouwd dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Comorese autoriteiten en daar geen goede verklaring voor heeft. Eiser wist niet dat er zoveel waarde werd gehecht aan de originele dagvaarding en zegt deze op te kunnen vragen bij zijn familie. Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser vaag heeft verklaard over wanneer eiser het land heeft verlaten. Verweerder heeft niet dan wel onvoldoende toelicht waarom het medisch advies niet gevolgd hoeft te worden, waarin juist is vastgelegd dat eiser moeite heeft met de exacte data bij de gebeurtenissen te plaatsen. Eisers asielrelaas is daarnaast onvoldoende in de context van de situatie op de Comoren beoordeeld. Zijn vriendschap met een persoon die geprobeerd heeft de president te vermoorden zal leiden tot negatieve overheidsaandacht. Verder heeft verweerder een onjuist toetsingskader gehanteerd door eiser tegen te werpen dat er bij hem geen sprake is van een sterke politieke overtuiging. Hij is tegen de huidige president, wil meer vrijheden op de Comoren, en heeft deelgenomen aan demonstraties. Ook is eiser het niet eens met de kennelijke ongegrondverklaring van zijn asielaanvraag. Ten onrechte wordt hem verweten dat hij geprobeerd heeft verweerder te misleiden over zijn identiteit en nationaliteit. Hij voert aan dat hij niet bekend was met de Nederlandse regels, deed wat de reisagent hem gezegd had, en niet kon communiceren met de Nederlandse douane toen ze zijn paspoort aanpakten. Eiser was bovendien afhankelijk van het document om in Nederland bescherming te kunnen vragen, zijn reden is daarmee dan ook verschoonbaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt voorop dat, als een asielmotief niet voldoende kan worden onderbouwd met objectieve bewijsstukken, verweerder de geloofwaardigheidstoets toepast om tot een oordeel te komen ten aanzien van de geloofwaardigheid van een asielmotief. In dat geval toetst verweerder aan de vijf cumulatieve voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 om de geloofwaardigheid van een asielmotief te beoordelen. [8] Daarbij moeten alle verklaringen van de vreemdeling, al het overgelegde bewijsmateriaal en alle overige omstandigheden worden betrokken en in samenhang worden beoordeeld. [9]
6.1.
De rechtbank stelt vast dat er voorafgaand aan de zitting nog aanvullende gronden en stukken zijn ingediend. Het betreft een schrijven van de Franse gemachtigde die eiser heeft bijgestaan tijdens het nader gehoor waarin hij aangeeft wie eiser is en een via deze gemachtigde ontvangen schrijven van [naam 2] , secretaris-generaal van de politieke partij RIDJA-PACTEF waarin wordt bevestigt dat eiser actief activist was binnen deze partij. Ook is een kleurenkopie van eisers originele paspoort meegestuurd. Verder zijn er nog twee originele steunbetuigingen inclusief kopieën van de nationale identiteitskaarten van de ondertekenden ingediend. Ter zitting zijn de relevante passages vertaald. In de stukken wordt – kort samengevat – verklaard dat eiser een echte opinieleider is met een belangrijke persoonlijkheid en dat eiser de functie van secretaris-generaal heeft bekleed van de vereniging genaamd l’Association des Étudiants Comoriens. In de brief van gemachtigde met de aanvullende gronden wordt verder vermeld dat eiser van zijn familie heeft vernomen dat er via DHL nog aanvullende originele documenten verzonden worden naar gemachtigde, namelijk de twee dagvaardingen en de originele geboorteakte.
6.2.
De bovengenoemde aanvullende stukken zijn echter niet betrokken bij de besluitvorming. De rechtbank overweegt dat deze documenten het asielrelaas van eiser mogelijk kunnen onderbouwen. Weliswaar zijn deze stukken op een laat tijdstip ingediend, maar gelet op de ex nunc-toetsing [10] die geldt in het asielrecht dient de rechtbank deze stukken bij haar oordeel te betrekken. Verweerder heeft, mede door niet ter zitting te verschijnen, niet kunnen toelichten of deze stukken gevolgen hebben voor de beoordeling van eisers asielaanvraag.
6.3.
Nu verweerder de door eiser overgelegde aanvullende stukken niet heeft beoordeeld en gelet op de eerder genoemde ex nunc-toetsing, is de rechtbank van oordeel er sprake is van een gebrek in de besluitvorming. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Nu het beroep gegrond is, behoeven de overige gronden geen verdere bespreking. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
6.4.
De rechtbank merkt tot slot op dat ter zitting is besproken dat er nog meer aanvullende stukken toegestuurd worden, namelijk de twee originele dagvaardingen en de originele geboorteakte van eiser. Eiser heeft toegelicht dat hij aan de hand van de track & trace-code kan zien dat deze stukken verzonden en onderweg zijn, maar dat nog onduidelijk is wanneer deze precies bezorgd worden. Omdat deze stukken de kern van eisers asielrelaas raken, ligt het op de weg van verweerder om ook deze stukken te betrekken bij het nemen van een nieuw besluit, mits die stukken binnen een redelijke termijn daadwerkelijk beschikbaar worden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen op de aanvraag en daarbij rekening houden met deze uitspraak. [11]
8. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9. Gelet op het in rechtsoverweging 6.2 geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek zal de rechtbank de minister veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €
1.814,-2.721,-(1 punt voor het indienen van het beroepschrift
, 1 punt voor het indienen van het verzoekschriften 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een totaalbedrag van €
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
Deze hersteluitspraak vervangt de inhoud van de uitspraak van 9 mei 2025. De uitspraakdatum blijft ongewijzigd. De hersteluitspraak is in het openbaar gedaan, ondertekend en bekend gemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw 2000.
3.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e van de Vw 2000.
4.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw 2000.
7.Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw 2000.
8.Stap 2b van de Werkinstructie 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel).
9.Vgl. de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3440.
10.Op grond van artikel 83, eerste lid, onder a, van de Vw 2000.
11.De rechtbank geeft hierbij toepassing aan artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).