ECLI:NL:RBDHA:2025:9066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
09/020108-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontuchtige handelingen door stiefvader met minderjarige stiefdochter, inclusief vervaardigen en bezit van kinderporno

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan ernstige seksuele delicten tegen zijn minderjarige stiefdochter. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting, ontuchtige handelingen en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. De feiten vonden plaats tussen 23 oktober 2020 en 30 juni 2024, waarbij de stiefdochter op het moment van de misdrijven nog minderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als stiefvader en de afhankelijkheid van het slachtoffer. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 41.971,34, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/020108-25
Datum uitspraak: 20 mei 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1977 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 6 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Briejer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S.W. Teuwen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 mei 2025 – ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 23 oktober 2020 tot en met 30 juni 2024, te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, van welke in de periode 23 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2023 [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2005) een aan zijn zorg, of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, (althans een persoon) was, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten:
- door het grote leeftijdsverschil,
- doordat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, als stiefvader, althans als verzorger/opvoeder en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [slachtoffer] ten opzichte van verdachte,
- doordat de verdachte tijdens de minderjarigheid van die [slachtoffer] , in de periode 23 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2023, stelselmatig/langdurig ontucht met die [slachtoffer] heeft gepleegd en/of (daardoor) intimirend/onderdrukkende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttreken, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand over de buik van die [slachtoffer] heeft gestreeld,
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand over de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer] is gegaan,
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan,
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand over de blote vagina van die [slachtoffer] is gegaan,
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan,
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en/of
- de broek van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan,
- (vervolgens)(onverhoeds) de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of zijn, verdachtes, tong tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gebracht,
- met zijn, verdachtes, penis over de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gewreven en/of gestreeld,
- (vervolgens) zijn, verdachtes, penis (telkens) in en uit de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd,
- (vervolgens) op de buik van die [slachtoffer] is klaargekomen,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- (daarbij) (telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ;
2
hij, in of omstreeks de periode van 23 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2021, te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd , die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand over de buik van die [slachtoffer] heeft gestreeld,
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand over de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer] is gegaan,
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan,
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand over de blote vagina van die [slachtoffer] is gegaan,
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan,
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en/of
- de broek van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan,
- (vervolgens)(onverhoeds) de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of zijn, verdachtes, tong tussen de schaamlippen van die Krijgen heeft gebracht,
- met zijn, verdachtes, penis over de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gewreven en/of gestreeld,
- (vervolgens) zijn, verdachtes, penis (telkens) in en uit de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd,
- (vervolgens) op de buik van die [slachtoffer] is klaargekomen,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- (daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, als stiefvader, althans als verzorger/opvoeder en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [slachtoffer] ten opzichte van verdachte;
3
hij, in of omstreeks 23 oktober 2021 tot en met 22 oktober 2023 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, althans de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, door
- met zijn, verdachtes, hand over de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer] te gaan,
- met zijn, verdachtes, hand over de blote vagina van die [slachtoffer] te gaan,
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of te duwen,
- de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer] likken en/of zijn, verdachtes, tong tussen schaamlippen van die Krijgen te brengen,
- met zijn, verdachtes, penis over de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] te wrijven en/of te strelen,
- zijn, verdachtes, penis (telkens) in en uit de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of te duwen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen;
4
hij, in of omstreeks de periode 23 oktober 2020 tot en met 21 januari 2025, te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens
- afbeeldingen, te weten foto's en/of video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2005), is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad, en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met de penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- het met een vinger en/of hand vaginaal peneteren en/of betasten van het eigen lichaam door die [slachtoffer] en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer] .

3.De bewijsbeslissing

De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in de periode dat zij zowel minder- als meerderjarig was (feit 1), het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] toen zij twaalf jaar of ouder, maar nog geen zestien jaar was (feit 2), het plegen van ontuchtige handelingen in de periode dat [slachtoffer] zestien jaar of ouder was en nog geen achttien jaar (feit 3) en het bezit en het vervaardigen van kinderporno (feit 4).
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig zijn requisitoir op schrift – gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig zijn pleitnota – voor wat betreft de beoordeling van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met die uitzondering dat hij partieel vrijspraak heeft bepleit voor de periode van vóór 23 december 2020 ter zake van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen feiten 2, 3 en 4
De rechtbank zal voor de feiten 2, 3 en 4 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring. Voor de opgave van het bewijs wordt verwezen naar de bewijsmiddelen, opgenomen in bijlage I.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank heeft hierna in de bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Feit 1: verkrachting
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, moet sprake zijn van dwang door (bedreiging met) geweld of door andere feitelijkheden. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is geweest van dwang door geweld en/of bedreiging met geweld.
De vraag is vervolgens of sprake is geweest van dwang door zogenaamde ‘andere feitelijkheden’ in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
De verdachte heeft bekend dat hij in de ten laste gelegde periode een seksuele relatie met [slachtoffer] had. Hij heeft verklaard dat de seksuele handelingen – die mede bestonden uit het onverhoeds seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] – de eerste paar keer tegen de wil van [slachtoffer] in gingen, en dat zij dat ook duidelijk maakte. Naar het oordeel van de rechtbank was, door onverhoeds te handelen en voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale protesten van [slachtoffer] , op die momenten sprake van dwang door andere feitelijkheden.
De verdachte heeft verklaard dat dit in de loop van de tijd veranderde, dat [slachtoffer] gaandeweg instemde met de seksuele relatie en dat zij hier ook zelf het initiatief in toonde. De verdachte heeft ontkend dat de seksuele handelingen toen onder dwang plaatsvonden.
De rechtbank stelt voorop dat het bij dwang door andere feitelijkheden kan gaan om handelingen, maar ook om mededelingen en omstandigheden. Deze feitelijkheden moeten van zodanige aard en omvang zijn dat zij samen zo’n grote psychische druk op het slachtoffer hebben gelegd, dat zij op het moment van de seksuele handelingen niets anders kon doen dan die handelingen te dulden. Ook is vereist dat een verdachte opzet heeft op het ontstaan van deze druk. Dit betekent dat een verdachte op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van het seksuele binnendringen. Concreet betekent dit dat een verdachte in de bewuste situaties begreep of heeft moeten begrijpen dat zijn handelingen en mededelingen en de omstandigheden die hij in het leven heeft geroepen tot deze druk op het slachtoffer hebben geleid.
Voor een bewezenverklaring van verkrachting is niet voldoende dat er enkel een afhankelijkheidsrelatie tussen een verdachte en het slachtoffer heeft bestaan, waardoor de verdachte overwicht op haar had. Deze afhankelijkheidsrelatie en het psychisch overwicht kunnen een slachtoffer beïnvloeden, maar maken haar handelen niet op zichzelf onvrijwillig. Andere factoren kunnen van belang zijn, zoals het leeftijdsverschil en de persoonlijke kenmerken van het slachtoffer. Bij een kwetsbaar persoon zal bijvoorbeeld eerder sprake zijn van dwang dan bij een minder kwetsbaar persoon.
Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad is vereist dat een verdachte binnen de bestaande afhankelijkheidsrelatie handelingen heeft verricht, waardoor een dreigende sfeer is ontstaan. Het slachtoffer moet door die dreigende sfeer zijn gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een machtspositie ten opzichte van [slachtoffer] had. Niet alleen had de verdachte vanwege het grote leeftijdsverschil (bijna 30 jaar) een psychisch overwicht over haar, maar ook was hij de partner van haar moeder en woonde hij bij [slachtoffer] , haar moeder en jongere broertje in huis. [slachtoffer] zag de verdachte als haar vader en noemde hem ook papa. De verdachte zorgde voor [slachtoffer] alsof zij zijn eigen kind was en trad ook naar buiten toe op als haar stiefvader. Dat de verdachte gebruik maakte van zijn machtspositie blijkt onder meer uit het gegeven dat de verdachte [slachtoffer] verbood om contact te hebben met een jongen die zij had ontmoet.
De verdachte wist dat [slachtoffer] een psychisch kwetsbaar meisje was. Zij had geen contact met haar vader en een precaire relatie met haar moeder. Verder deed zij een periode aan automutilatie en heeft zij hier psychische hulp voor gekregen. De verdachte was van deze omstandigheden op de hoogte.
[slachtoffer] was ook een onzeker meisje, dat graag wilde dat iemand van haar hield en haar mooi vond. De verdachte heeft hierop ingespeeld door te zeggen dat zij ‘niet zomaar een neukertje’ was en dat hij van haar hield.
De verdachte en [slachtoffer] hadden meerdere keren per week seks, waarbij [slachtoffer] heeft verklaard dat het op een gegeven normaal was en zij niet beter wist. Na enige tijd ondernam ze dan ook zelf initiatief in de seksuele relatie, ook omdat zij geloofde in wat de verdachte tegen haar zei. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat zij zich gaandeweg begon te realiseren dat zij dit niet wilde. Zij heeft dat ook meerdere keren tegen de verdachte gezegd, waarop hij dan vaak boos zou hebben gereageerd of zodanig op haar ingepraat zou hebben dat [slachtoffer] het gevoel had dat zij niet anders kon dan er toch maar mee door te gaan. Daarbij speelde ook mee dat zij bang was om alleen achter te blijven of dat de gezinssituatie zou veranderen, als zij niet toegaf aan zijn wil. Wanneer [slachtoffer] dan alsnog seks met de verdachte had zou zij ‘het gewoon maar laten gebeuren’ en hierbij geen actieve handelingen meer hebben verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte zijn psychische overwicht kracht heeft bijgezet door haar het gevoel te geven dat zij van hem afhankelijk was, zich niet aan de situatie kon onttrekken en de seksuele handelingen moest ondergaan. De verklaringen van de moeder en oma van [slachtoffer] ondersteunen dit beeld. De moeder van [slachtoffer] omschrijft de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer] als ongezond. Verder heeft zij verklaard dat [slachtoffer] veel aandacht van de verdachte kreeg, de verdachte [slachtoffer] vaak thuis hield en haar verbood contact te hebben met een jongen. Uit de verklaring van de oma van [slachtoffer] komt een soortgelijk beeld van de relatie tussen [slachtoffer] en de verdachte naar voren. Verder volgt ook uit de Whatsappgesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer] dat de verdachte regelmatig druk uitoefende op [slachtoffer] . Wanneer zij bijvoorbeeld aangaf moe te zijn, bleef hij alsnog aandringen op een foto van of seks met haar.
Dit alles in onderlinge samenhang bezien maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van zijn overwicht op [slachtoffer] en psychische druk heeft uitgeoefend op [slachtoffer] . Daardoor is zij in een zodanige afhankelijkheidssituatie gebracht en is er een dusdanige bedreigende sfeer ontstaan dat zij zich, na de eerste paar keer waar zij nog verbaal en non-verbaal protesteerde tegen de seksuele handelingen, niet meer aan de seksuele handelingen van de verdachte kon onttrekken en daarmee heeft ingestemd. Daarmee is er gedurende de gehele ten laste gelegde periode – en niet alleen in de beginperiode – sprake geweest van dwang en dus van verkrachting. Hoewel [slachtoffer] uiteindelijk op bepaalde momenten ook zelf het initiatief heeft genomen, maken het grote leeftijdsverschil, het overwicht dat de verdachte had als stiefvader van [slachtoffer] , de afhankelijkheidsrelatie tussen [slachtoffer] en de verdachte, de kwetsbaarheid van [slachtoffer] en het feit dat zij zo gewend is geraakt aan deze onnatuurlijke situatie, dat haar initiatief tot seksuele handelingen als consequentie van de door de verdachte uitgeoefende dwang kan worden gezien.
De rechtbank acht dan ook de ten laste gelegde, meermalen gepleegde, verkrachting van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 1, 2 en 3: (aanvang van) de pleegperiode
[slachtoffer] en de verdachte hebben beiden verklaard dat de seksuele handelingen rond de kerst van 2020 zijn begonnen. De exacte aanvangsdatum kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Wel kan worden vastgesteld dat de handelingen binnen de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. De rechtbank ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen aanleiding om de pleegperiode in te korten.
Feit 4: bezit en vervaardigen van kinderporno
Feit 4 is door de verdachte bekend. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte kinderporno in zijn bezit heeft gehad, gedurende de gehele ten laste gelegde periode. Ter zake van het vervaardigen van kinderporno is de rechtbank van oordeel dat dit niet voor de gehele ten laste gelegde periode bewezen kan worden verklaard, maar enkel tot het moment dat [slachtoffer] meerderjarig is geworden, te weten [geboortedatum 2] 2023. Vanaf dat moment kan niet langer gesproken worden van het vervaardigen van kinderporno. Met betrekking tot de bewezenverklaring, zoals hieronder vermeld, zal de rechtbank dan ook de tenlastelegging uitsplitsen in de bewezenverklaring voor het bezit van kinderporno voor de periode van 23 oktober 2020 tot en met 21 januari 2025 en een bewezenverklaring voor het vervaardigen van kinderporno voor de periode van 23 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2023.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij, in de periode van 23 oktober 2020 tot en met 30 juni 2024, in Nederland, van welke in de periode 23 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2023 [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 2005 een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, was, meermalen, telkens door een andere feitelijkheid, te weten:
- door het grote leeftijdsverschil,
- doordat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, als stiefvader, en daarbij gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [slachtoffer] ten opzichte van verdachte,
- doordat de verdachte tijdens de minderjarigheid van die [slachtoffer] , in de periode 23 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2023, stelselmatig/langdurig ontucht met die [slachtoffer] heeft gepleegd en
een intimiderende/onderdrukkende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon
onttrekken,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , bestaande hierin dat hij, verdachte, meermalen
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand over de buik van die [slachtoffer] heeft gestreeld,
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand over de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer] is gegaan,
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan,
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand over de blote vagina van die [slachtoffer] is gegaan,
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan,
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en/of
- de broek van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan,
- (vervolgens)(onverhoeds) de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of zijn, verdachtes, tong tussen de schaamlippen van die Krijgen heeft gebracht,
- met zijn, verdachtes, penis over de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gewreven en/of gestreeld,
- (vervolgens) zijn, verdachtes, penis (telkens) in en uit de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd,
- (vervolgens) op de buik van die [slachtoffer] is klaargekomen,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- (daarbij) (telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ;
2
hij, in de periode van 23 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2021, in Nederland, meermalen telkens met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand over de buik van die [slachtoffer] heeft gestreeld,
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand over de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer] is gegaan,
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan,
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand over de blote vagina van die [slachtoffer] is gegaan,
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan,
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en/of
- de broek van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan,
- (vervolgens)(onverhoeds) de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of zijn, verdachtes, tong tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gebracht,
- met zijn, verdachtes, penis over de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gewreven en/of gestreeld,
- (vervolgens) zijn, verdachtes, penis (telkens) in en uit de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd,
- (vervolgens) op de buik van die [slachtoffer] is klaargekomen,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- daarbij telkens misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, als stiefvader, en daarbij gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [slachtoffer] ten opzichte van verdachte;
3
hij, in
de periode van23 oktober 2021 tot en met 22 oktober 2023 in Nederland, meermalen, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, door
- met zijn, verdachtes, hand over de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer] te gaan,
- met zijn, verdachtes, hand over de blote vagina van die [slachtoffer] te gaan,
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of te duwen,
- de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer] likken en/of zijn, verdachtes, tong tussen schaamlippen van die [slachtoffer] te brengen,
- met zijn, verdachtes, penis over de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] te wrijven en/of te strelen,
- zijn, verdachtes, penis (telkens) in en uit de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of te duwen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen;
4
hij, in de periode 23 oktober 2020 tot en met 21 januari 2025, te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, meermalen telkens
- afbeeldingen, te weten foto's en/of video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 2005, is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met de penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- het met een vinger en/of hand vaginaal peneteren en/of betasten van het eigen lichaam door die [slachtoffer] en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer] ;
en
hij, in de periode 23 oktober 2020 tot en met
22 oktober 2023, te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, meermalen telkens
- afbeeldingen, te weten foto's en/of video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 2005, is betrokken, heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met de penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- het met een vinger en/of hand vaginaal peneteren en/of betasten van het eigen lichaam door die [slachtoffer] en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer] ;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met aangeefster, voor de duur van vijf jaren met bepaling van vervangende hechtenis van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van eendaadse samenloop, waarmee bij het bepalen van de hoogte van de straf, naast dat de verdachte
first offenderis en een bekennende verklaring heeft afgelegd, rekening gehouden dient te worden. Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht om een deels voorwaardelijke straf op te leggen en bijzondere voorwaarden te stellen zoals door de reclassering is geadviseerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende een periode van 3,5 jaar meerdere malen schuldig gemaakt aan verkrachting van en het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer] . Dit begon toen zij slechts 15 jaar oud was en vond meerdere keren per week plaats. De verdachte is berekenend te werk gegaan en heeft het seksueel misbruik langzaam opgebouwd. Het misbruik vond overwegend plaats in het huis waar de verdachte en [slachtoffer] met ook haar moeder en broertje woonden. Dit had juist een veilige plek voor haar moeten zijn. Door zo te handelen heeft de verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochter geschonden en op grove wijze haar vertrouwen in hem - als stiefvader - geschonden. De verdachte heeft de normale seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, van [slachtoffer] afgenomen. Slachtoffers van seksuele delicten, kunnen zeer langdurig zo niet blijvend nadeel ondervinden van wat hun is aangedaan. Dat het seksuele misbruik grote gevolgen voor [slachtoffer] heeft gehad blijkt ook uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] , welke ter terechtzitting door haar is voorgelezen.
De verdachte heeft met zijn handelen volledig miskend dat kinderen juist bescherming behoeven tegen seksuele benaderingen door volwassenen en daarom moeten kunnen rekenen op bescherming, juist van hun (stief)ouders. Ook heeft het gedrag van de verdachte er toe geleid dat de familiebanden die waren opgebouwd zijn ontwricht. Dit alles neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
De verdachte heeft ook kinderpornografisch materiaal van [slachtoffer] vervaardigd en in bezit gehad. De verdachte heeft ook hiermee moreel zeer verwerpelijk en schadelijk gedrag vertoond. Hij heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen seksuele behoeftebevrediging.
Strafblad
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 25 april 2025, waaruit volgt dat er zorgen bestaan over de risicofactoren op de leefgebieden gezin, psychosociaal, functioneren en houding. Gezien de duur en frequentie van het seksuele contact met het slachtoffer bestaat de indruk bij de reclassering dat de verdachte hierin weloverwogen keuzes heeft gemaakt en dat het geen eenmalige impulsdoorbraak was. Verder is een gebrekkig empathisch vermogen en de zelfbepaling van een minderjarige bij de verdachte te zien. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat op gemiddeld. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft ten aanzien van de strafmaat gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de lange pleegperiode, de frequentie van het seksuele misbruik, de jonge leeftijd van het slachtoffer en haar afhankelijkheidspositie ten opzichte van de verdachte, acht de rechtbank enkel een gevangenisstraf passend en geboden.
In de straftoemeting weegt de rechtbank mee dat er geen sprake is geweest van dwang door geweld of bedreiging met geweld, maar van een andersoortige vorm van dwang. Ook betrekt de rechtbank de mate van inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit in de straftoemeting. Tevens zal bij de straftoemeting rekening gehouden worden met de samenloop van de verschillende feiten. De rechtbank komt alles afwegend tot oplegging van iets een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. Dit is er mede in gelegen dat de officier van justitie bij zijn strafeis is uitgegaan van een bewezenverklaring voor een langere periode voor het vervaardigen van kinderporno.
De rechtbank is van oordeel dat het van belang is dat de verdachte een behandeling voor zijn problematiek krijgt. Anders dan de officier van justitie heeft geëist zal de rechtbank dan ook een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, met uitzondering van het contactverbod met het slachtoffer, nu een contactverbod al middels de hieronder genoemde maatregel wordt geëffectueerd.
Het voorwaardelijk strafdeel en de bijzondere voorwaarden moeten de verdachte ervan weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achtenveertig maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een ambulante behandeling.
Maatregel
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van (vergelijkbare) strafbare feiten, aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster voor de duur van 5 jaren. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van 6 maanden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 41.971,34, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 26.971,34 aan materiële schade en € 15.000 aan immateriële schade. Daarnaast is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de gevorderde materiële en immateriële schade kan worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor het deel van haar vordering aan materiële schade dat ziet op de opgelopen studievertraging niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Op basis van de overgelegde verklaring van haar school kan onvoldoende worden vastgesteld of en zo ja in hoeverre, de opgelopen studievertraging aan de verdachte is toe te rekenen. De vordering zal nader moeten worden onderbouwd en dat levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Subsidiair bepleit de raadsman dat deze post van materiële schade gematigd dient te worden aangezien de mate van causaliteit en toerekenbaarheid niet kan worden vastgesteld en omdat de afstand tot de arbeidsmarkt nog dermate groot is, dat niet het volledige bedrag van de richtlijn passend is. Voorts heeft de raadsman verzocht om de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 10.000,-.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de door de benadeelde partij overgelegde stukken, waaronder de verklaring van haar studentendecaan, het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de gestelde studievertraging voldoende is komen vast te staan. De schade die daarvan het gevolg is komt derhalve voor rekening van de verdachte. De rechtbank gaat daarbij uit van studievertraging voor de duur van één jaar en zal voor de hoogte van de schade uitgaan van het bedrag uit ‘De Letselschade Richtlijn studievertraging’, te weten: € 26.225,-.
De benadeelde partij is ten gevolge van het bewezenverklaarde een behandeltraject bij stichting FIER! gestart in 2024, waarvoor zij haar eigen risico van haar zorgverzekering ter hoogte van € 361,34 heeft moeten aanspreken. Aangezien de behandeling bij stichting FIER! voorlopig nog door zal lopen, zal zij ook haar eigen risico voor het jaar 2025 van haar zorgverzekering ter hoogte van € 385,- aan moeten spreken. Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate gebleken dat de benadeelde partij de schade van het eigen risico over de jaren 2024 en 2025 rechtstreeks heeft geleden en zal leiden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gehele gevorderde bedrag van € 26.971,34 aan materiële schade toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending met zich meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Tevens blijkt uit het dossier dat de benadeelde partij reeds een behandeling is gestart als gevolg van het bewezenverklaarde. Gelet op bedragen die worden toegewezen in soortgelijke zaken en de bewezenverklaarde feiten vindt de rechtbank het gevorderde bedrag van € 15.000,- passend en toewijsbaar.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank wijst de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding toe tot een totaalbedrag van € 41.971,34. Daarbij zal de rechtbank tevens de wettelijke rente toewijzen. Nu niet gesteld is op welke datum de schade exact is ontstaan, zal de rechtbank de einddatum van de bewezenverklaarde pleegperiode als uitgangspunt nemen; derhalve
30 juni 2024. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf die datum.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) het onder 1 (1 stk computer) genoemde voorwerp zal worden teruggegeven en dat het onder 2 (1 stk telefoonautomaat) genoemde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer, nu het kinderpornografisch materiaal zich op de telefoon bevond.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte afstand doet van de telefoon. Ter zake van de laptop heeft de raadsman verzocht deze te bewaren voor de rechthebbende, aangezien de computer de verdachte niet bekend is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 1 (1 stk computer) genoemde voorwerp.
Omdat de verdachte afstand heeft gedaan van het onder 2 (1 stk telefoonautomaat) in beslag genomen voorwerp, zal de rechtbank daarover geen beslissing meer nemen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 55, 57, 240b (oud), 242 (oud), 245 (oud), 248 (oud), 249 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feiten 1, 2 en 3:
(in de periode 23 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2021)
eendaadse samenloop van:
verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
en
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
en
(in de periode van 23 oktober 2021 tot en met 22 oktober 2023)
eendaadse samenloop van:
verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
en
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
en
(in de periode van 23 oktober 2023 tot en met 30 juni 2024)
verkrachting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
en
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
48 (ACHTENVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (ACHT) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd en gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Maatregel
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 41.971,34 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 juni 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 41.971,34 ten behoeve van [slachtoffer] vermeerder met de wettelijke rente daarover vanaf 30 juni 2024 tot de dag waarop dit bedrag is betaald;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 244 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
inbeslaggenomen voorwerpen
gelast de teruggave aan de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 1 (1 STK Computer) genoemde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Balfoort, voorzitter,
mr. L. Amperse, rechter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Doesburg, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 mei 2025.