ECLI:NL:RBDHA:2025:9069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL25.15363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring eerste beroep, de informatieplicht, lichter middel; beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser. De minister van Asiel en Migratie had op 17 maart 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 14 april 2025 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de minister vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiser stelde dat hij onvoldoende was geïnformeerd over zijn rechten bij de inbewaringstelling en dat de informatievoorziening niet voldeed aan de eisen van artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank oordeelde echter dat de minister wel degelijk aan zijn informatieplicht had voldaan, aangezien eiser een informatiefolder had ontvangen waarin de relevante gronden waren uiteengezet. Eiser voerde ook aan dat de minister een lichter middel had moeten toepassen gezien zijn medische situatie, maar de rechtbank oordeelde dat de minister in dit geval geen aanleiding had om van de maatregel van bewaring af te wijken. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15363
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser,
(gemachtigde: mr. S.L. Sarin),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Bolt. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1978.
De informatieplicht
2. Eiser voert verder aan dat eiser bij zijn inbewaringstelling onvoldoende is geïnformeerd over zijn rechten. Er is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Eiser verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2024.1 Anders dan ten tijde van die uitspraak is er inmiddels een informatiefolder ontwikkeld waarop de toepasselijke gronden zijn aangekruist in de taal die eiser verstaat. Volgens eiser is deze informatiefolder echter op twee punten niet juist. Er is namelijk bij de zware grond onder c vermeld dat eiser Nederland niet heeft verlaten, terwijl het gaat om het verlaten van de Europese Unie. Verder wekt de formulering over rechtsbijstand in de informatiefolder de onterechte suggestie dat eiser alleen beroep tegen zijn inbewaringstelling kan indienen middels een advocaat. Dat is onjuist; eiser kan immers ook in persoon procederen. Hiermee heeft de minister niet voldaan aan zijn informatieplicht. De te maken belangenafweging dient in het nadeel van de minister uit te vallen, aldus eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister wel aan de informatieplicht voldaan. Artikel 5.3 van het Vb bepaalt dat eiser bij het opleggen van de maatregel op de hoogte moet worden gebracht van de redenen van bewaring en van de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten. In dit geval is een informatiefolder in de Engelse taal aan eiser uitgereikt met daarin aangekruist de van toepassing zijnde feitelijke en juridische gronden. In deze folder is inderdaad bij de zware grond onder c niet toegevoegd dat ook de Europese Unie moet worden verlaten. Verder is wat betreft rechtsbijstand opgenomen: “You can appeal the custodial measure. This is something to discuss this with your lawyer.” De rechtbank stelt vast dat eiser hiermee is geïnformeerd over dat hij beroep tegen de maatregel kan instellen, wat hij ook gedaan heeft. Het feit dat de formulering wellicht nog wat duidelijker had gekund, ook wat betreft de zware grond onder c, betekent niet dat de minister niet heeft voldaan aan het vereiste van artikel 5.3 van het Vb. Hierbij is van belang dat in de informatievoorziening een redelijke balans moet worden gevonden tussen de volledigheid en juistheid van de informatie en de toegankelijkheid ervan. In dit geval is eiser naar het oordeel van de rechtbank voldoende geïnformeerd. De beroepsgrond slaagt niet.

Lichter middel

4. Eiser voert verder aan dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring, gelet op eisers medische situatie. Volgens eiser krijgt hij in het detentiecentrum onvoldoende medische zorg voor zijn medische problemen, te weten hoge bloeddruk en diabetes (type 2).
5. De rechtbank oordeelt dat de minister in de aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoeft te zien om een lichter middel op te leggen. De minister heeft in het bestreden besluit de medische problemen van eiser uitdrukkelijk betrokken bij het opleggen van de maatregel. De minister heeft er terecht op gewezen dat in het detentiecentrum medische zorg aanwezig is die gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Uit de door eiser ter zitting afgelegde verklaring volgt dat deze zorg voor hem ook toegankelijk is. Niet is gebleken of onderbouwd dat deze zorg voor eiser niet adequaat is. Verder heeft de minister kunnen betrekken dat uit de feitelijke gronden en motivering van de gronden er een duidelijk risico bestaat dat eiser zich onttrekt aan het toezicht en/of zijn vertrek belemmert of ontwijkt. Ook overigens ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de minister in eisers geval met een lichter middel had moeten volstaan. De beroepsgrond slaagt niet.

Ambtshalve toetsing

6. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 april 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.