ECLI:NL:RBDHA:2025:9074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL25.16211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Vietnamese nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 4 april 2025, waarin de minister de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) had opgelegd. Eiser stelde dat de minister de informatieplicht had geschonden, omdat hij niet op de hoogte was gebracht van de redenen voor de bewaring in een taal die hij verstaat. De rechtbank oordeelde dat het niet verstrekken van een informatiefolder in het Vietnamees een schending van de informatieplicht opleverde, maar dat de belangenafweging in het voordeel van de minister uitviel. Eiser had namelijk recht op consulaire bijstand en had tijdig beroep ingesteld. De rechtbank volgde eisers argumenten niet dat het proces te lang had geduurd en dat er geen nieuwe feiten waren die een nieuwe inbewaringstelling rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16211
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser,

(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T.M. Giploc. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Vietnamese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999.
Schending informatieplicht
2. Eiser voert aan dat de minister de informatieplicht heeft geschonden en daarmee niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Eiser is namelijk niet schriftelijk, in een taal die hij verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring en van de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, alsook van de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te vragen. Dat er geen informatiefolder in het Vietnamees beschikbaar is, moet voor rekening van de minister komen, nu met regelmaat Vietnamese vreemdelingen worden aangetroffen en in bewaring gesteld. Eiser wijst er nadrukkelijk op dat de termijn van zes maanden die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft gegeven in de uitspraak van 24 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2979) is verstreken, zodat de te maken belangenafweging in het voordeel van eiser dient uit te vallen.
3. Blijkens het bestreden besluit is de informatiebrief niet uitgereikt aan eiser, omdat deze niet beschikbaar is in het Vietnamees.
4. Naar het oordeel van de rechtbank levert het niet verstrekken van een informatiefolder in het Vietnamees een schending op van de informatieplicht uit artikel 5.3, eerste lid, van het Vb. De vervolgens te maken belangenafweging valt echter in het voordeel van de minister uit, nu de ernst van het gebrek niet opweegt tegen de belangen die met de bewaring zijn gediend. De rechtbank overweegt in dat verband dat eiser direct voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring en in het bijzijn van een tolk is meegedeeld op welke gronden de maatregel zal worden opgelegd. Dit blijkt uit het proces-verbaal van gehoor voorafgaand aan de maatregel van bewaring. Ook is hem meegedeeld dat hij recht heeft op consulaire bijstand. Verder heeft hij gebruik gemaakt van gratis rechtsbijstand en is namens hem tijdig beroep ingesteld. De verwijzing naar de Afdelingsuitspraak van 24 juli 2024 leidt niet tot een ander oordeel. Die uitspraak zag op de werkwijze van de minister om een algemene informatiefolder te verstrekken in plaats van een folder met de van toepassing zijnde feitelijke en juridische gronden. Bovendien volgt uit deze uitspraak niet dat de belangenafweging na de gegeven termijn van zes maanden in alle gevallen in het voordeel van de vreemdeling dient uit te vallen. De beroepsgrond slaagt niet.

Verblijf in een politiecel

5. Eiser voert aan dat het hele proces vanaf de strafrechtelijke aanhouding te lang heeft geduurd. Eiser is op 4 april 2025 om 11:50 uur strafrechtelijk aangehouden, op grond van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. Vervolgens is eiser pas op 4 april 2025 om 15:10 uur overgenomen en opgehouden aansluitend op zijn strafrechtelijke heenzending en is eiser pas op 5 april 2025 om 08:47 uur geplaatst in het detentiecentrum in [plaats] . Volgens eiser had hij eerder overgeplaatst moeten en kunnen worden naar het detentiecentrum in [plaats] .
6. De rechtbank volgt eisers stelling niet. Eiser is op 4 april 2025 om 11:50 uur strafrechtelijk aangehouden. Vervolgens is hij die dag om 15:10 uur vreemdelingrechtelijk overgenomen en opgehouden aansluitend op zijn strafrechtelijke heenzending. Eiser is op 4 april 2025 om 19:15 uur in bewaring gesteld en uit de aanbiedingsbrief van de minister volgt dat eiser op 5 april 2025 om 08:47 uur in het detentiecentrum in [plaats] is geplaatst. Hiermee is eiser conform vaste jurisprudentie van de Afdeling binnen 24 uur na het opleggen van de maatregel van bewaring overgeplaatst naar een huis van bewaring.1 Ook overigens is het de rechtbank niet gebleken dat de minister ter zake een termijn heeft overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.

Eerdere bewaring

7. Eiser stelt dat hij van 31 mei 2022 tot en met 24 november 2022 al eens in bewaring heeft gezeten. In deze periode is aanvraag tot afgifte van een reisdocument opgestart bij de Vietnamese autoriteiten. Dit traject heeft niet geleid tot afgifte van een reisdocument. Volgens eiser zijn er geen nieuwe feiten en omstandigheden ten opzichte van de eerdere bewaring op grond waarvan eiser nu weer in bewaring gesteld kan worden.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1813 en van 28 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2181.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. De maatregel van bewaring van 31 mei 2022 is niet opgeheven vanwege het ontbreken van zicht op uitzetting, maar vanwege een belangenafweging. In dat geval hoeven volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling geen nieuwe feiten en omstandigheden aan een nieuwe inbewaringstelling ten grondslag te worden gelegd.2 Bovendien heeft de eerdere inbewaringstelling van eiser al geruime tijd geleden plaatsgevonden. De minister mag dan ook opnieuw proberen om eiser uit te zetten. De beroepsgrond slaagt niet.

Ambtshalve toetsing

9. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
2 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 mei 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT6203.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 april 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.