ECLI:NL:RBDHA:2025:9171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
09-093994-23, 23-001025-22 (tul) en 13-128653-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een overval op een juwelierszaak in Leiden met vuurwapen

Op 19 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een overval op een juwelierszaak in Leiden op 18 maart 2023. De verdachte, geboren in 2005, heeft een leidende rol gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval, waarbij hij een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft geleverd. Tijdens de overval heeft hij samen met medeverdachten geprobeerd sieraden te stelen, maar de overval is niet succesvol geweest. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 18 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft ook de impact van de overval op het slachtoffer en de samenleving in overweging genomen. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de juwelier, voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-093994-23, 23-001025-22 (tul) en 13-128653-22 (tul)
Datum uitspraak: 19 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 24 april 2025 (inhoudelijke behandeling) en 19 mei 2025 (sluiting onderzoek).
De officier van justitie in deze zaak is mr. P. de Mos en de advocaat van de verdachte is
mr. T.G.M. Houben te Amsterdam. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 18 maart 2023 te Leiden, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak van die [slachtoffer] heeft voorgedaan en/of bij die juwelierszaak heeft aangebeld en/of (daarmee) die [slachtoffer] heeft bewogen de deur van zijn juwelierszaak te openen en/of
- (vervolgens) die juwelierszaak heeft betreden en/of zichtbaar voor die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast heeft gehouden en/of
- (vervolgens) (met een vuurwapen gelijkend voorwerp) heeft geprobeerd de vitrines in voornoemde juwelierszaak in te slaan
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 9 mei 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool (merk Blow, model P29, kaliber 7.65mm) en/of munitie van categorie III, te weten 8 stuks pistoolpatronen (merk Sellier & Bellot, Kaliber 7,65 mm) voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4
Bewijsoverweging feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 18 maart 2023 geprobeerd is de juwelierszaak van [slachtoffer] in Leiden te beroven. De medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben bekend deze overval samen te hebben gepleegd. Volgens deze verdachten was er nog een persoon bij de voorbereiding en de uitvoering van het plan betrokken. De betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten, inhoudende dat de verdachte deze persoon is, is door de verdediging betwist. Vaststaat dat de verdachte ten tijde van de overval zelf niet aanwezig was in de juwelierszaak. De vraag die voorligt is of betrokkenheid van de verdachte bij de overval niettemin kan worden bewezen. De rechtbank komt tot de conclusie dat dat het geval is.
Door de medeverdachte [medeverdachte 1] is verklaard dat zij vanuit Amsterdam naar Leiden is gereden. Degene die haar had benaderd om mee te doen aan deze overval zat, volgens [medeverdachte 1] , rechtsvoor in de auto. De persoon die [medeverdachte 1] had benaderd heeft dat volgens haar verklaring gedaan met het Snapchat account ‘ [snapchat naam 2] ’. De verdachte heeft ter zitting erkend dat hij gebruik heeft gemaakt van dit account. Dat anderen ook van dit account gebruik maakten, zoals de verdachte heeft gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden.
Door de medeverdachte [medeverdachte 2] is bij de politie verklaard dat er een specifieke rolverdeling was bij de overval op de juwelierszaak. Het meisje moest ervoor zorgen dat de juwelier de deur open deed. Eén persoon had het wapen, [medeverdachte 2] zou zelf de vitrine kapot slaan, en één persoon moest hen rijden. Er zaten vijf personen in de auto en van de twee personen die niet in de juwelierszaak zijn geweest, was één persoon de
driver(bestuurder) en de ander had het plan bedacht. Het vuurwapen was van die persoon afkomstig, dus van degene die de leiding had en die persoon gaf het wapen in de auto. [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat de medeverdachte – de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] – en hij na de (poging) overval zijn opgehaald door de persoon die hen ook heeft gebracht. Deze persoon wist waar hij moest zijn, omdat de medeverdachte die niet mee was met de overval de bestuurder had gebeld, en had gezegd waar ze stonden.
Deze verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] komen overeen met de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 4] die erkend heeft dat hij deze personen van Amsterdam naar Leiden heeft gereden, dat de verdachte naast hem in de auto zat, dat hij door de verdachte was gebeld om opgehaald te worden in Leiden en dat hij daar de verdachte heeft opgehaald samen met de twee jongens die op de heenweg ook in de auto zaten.
De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat degene die het plan had bedacht om de overval te plegen in de auto zat.
Uit het dossier is gebleken dat medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in de juwelierszaak zijn geweest en dat medeverdachte [medeverdachte 4] die dag de bestuurder was van de auto. Uit al het voorgaande leidt de rechtbank daarom af dat verdachte degene is geweest die het plan heeft bedacht en de leiding had.
De rechtbank acht de verklaringen van de medeverdachten over de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot overval betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs, mede omdat zij op belangrijke onderdelen consistent verklaren en daarbij niet alleen belastend verklaren over de verdachte, maar ook over zichzelf. De rechtbank acht gelet op dit alles bewezen dat de verdachte actief heeft deelgenomen aan de voorbereiding en de uitvoering van de overval, en daarbij een leidinggevende rol heeft gehad. Hij heeft het plan bedacht en heeft in ieder geval één medeverdachte direct benaderd voor de uitvoering. Hij heeft het vuurwapen of op een vuurwapen gelijkend voorwerp geleverd waarmee is gedreigd tijdens de overval, en hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de vlucht van de medeverdachten.
Hoewel de verdachte ten tijde van de overval niet zelf in de juwelierszaak aanwezig was, speelde hij naar het oordeel van de rechtbank een meer dan alleen faciliterende rol. De verdachten hebben het feit in gezamenlijke uitvoering gepleegd en de rechtbank acht de bijdrage van de verdachte daarbij van voldoende gewicht om de verdachte als medepleger te beschouwen.
3.5
Gebruikte bewijsmiddelen feit 2
De rechtbank zal voor het feit 2 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal DH6R023016 Neeltje, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1517).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 april 2025;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 mei 2023 (p. 547-554);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 mei 2023 (p. 1066-1069).
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 18 maart 2023 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningweg te nemen sieraden, toebehorende aan [slachtoffer] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
met een of meer van zijn mededaders,
- zich als klant van de juwelierszaak van die [slachtoffer] heeft voorgedaan en bij die juwelierszaak heeft aangebeld en daarmee die [slachtoffer] heeft bewogen de deur van zijn juwelierszaak te openen en
- vervolgens die juwelierszaak heeft betreden en zichtbaar voor die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast heeft gehouden en
- vervolgens met een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft geprobeerd de vitrines in voornoemde juwelierszaak in te slaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 9 mei 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool (merk Blow, model P29, kaliber 7.65mm) en munitie van categorie III, te weten 8 stuks pistoolpatronen (merk Sellier & Bellot, Kaliber 7,65 mm) voorhanden heeft gehad.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden
vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 18 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van één jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de taakstraf enigszins te matigen om overvraging van de verdachte te voorkomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich op 18 maart 2023 als zeventienjarige schuldig gemaakt aan een overval op een juwelierszaak in Leiden. De verdachte is in de ochtend van 18 maart 2023 met zijn medeverdachten vanuit Amsterdam naar Leiden gereden. Drie medeverdachten zijn in Leiden afgezet, waarna zij op twee scooters naar de juwelierszaak zijn gereden. Een van de medeverdachten is als eerste naar de juwelierszaak gelopen. Zij heeft aangebeld zodat het slachtoffer, de juwelier, de deur zou openen. Nadat het slachtoffer de deur opende, zijn twee mannelijke medeverdachten de juwelierszaak binnengedrongen. Één van de medeverdachten heeft daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vastgehad en heeft daarmee een zeer dreigende houding aangenomen ten aanzien van het slachtoffer. Vervolgens heeft die medeverdachte met dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp geprobeerd het glas van de vitrinekast kapot te slaan, maar dat is niet gelukt. Daarna zijn de mannelijke medeverdachten zonder buit de juwelierszaak ontvlucht.
De verdachte heeft dit feit geïnitieerd. Hij heeft het plan voor de overval bedacht, hij heeft zijn medeverdachten gevraagd om mee te doen, hij heeft voor het wapen gezorgd en hij heeft ervoor gezorgd dat de verdachten uit Leiden konden wegkomen.
Een dergelijke brutale (poging tot een) overval is een buitengewoon ernstig strafbaar feit en heeft heftige gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als traumatisch ervaren en nog geruime tijd te kampen kunnen hebben met de gevolgen van deze angstaanjagende ervaringen. Dit is ook het geval geweest bij het slachtoffer, dat nog lang na 18 maart 2023 angstig is geweest om zijn werk als juwelier uit te voeren. Bovendien heeft een dergelijk feit ook zijn weerslag op de samenleving in het algemeen, zeker nu het feit plaatsvond op klaarlichte dag, terwijl winkelend publiek langs de juwelierszaak liep en het voorval zag en daarvan schrok.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool met munitie. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk, nu hij door zo te handelen een buitengewoon gevaarlijke situatie heeft laten ontstaan. Het bezit van wapens in de samenleving zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid en dat bezit op de jeugdige leeftijd van de verdachte is zorgwekkend en wordt als schokkend ervaren.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 april 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 20 maart 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het recidiverisico op hoog uitkomt. De risicofactoren bevinden zich met name binnen de domeinen relaties, geestelijke gezondheid, houding en agressie. De verdachte is enerzijds een jongen die over het geheel genomen goed in de maatschappij lijkt te functioneren en goed het onderscheid tussen "goed" en "fout" kan maken. Anderzijds kan de verdachte worstelen met sterke gevoelens van veroordeling en onrecht en heeft hij aan zijn zelfbeheersing en reactievermogen moeten werken. Ook is de verdachte in korte tijd meerdere keren als verdachte van zware strafbare feiten in beeld gekomen. De verdachte maakt bij de Raad een berekenende indruk. Indien de verdachte een aandeel heeft gehad ontbreekt er door zijn proceshouding zicht op de delictanalyse, de totstandkoming van het delictgedrag en motieven om de feiten te plegen. De Raad vindt het positief dat de verdachte de laatste maanden een gunstige ontwikkeling heeft doorgemaakt. Er zijn geen nieuwe signalen bij de jeugdreclassering en politie binnengekomen en de verdachte werkt goed aan de opgelegde (bijzondere) voorwaarden mee. Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waarin zij gepleegd zouden zijn, komt de Raad tot de conclusie, dat bij een veroordeling, een deels voorwaardelijke jeugddetentie – waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk aan voorarrest is – en een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, de meest passende straf voor de verdachte is. Het is belangrijk dat de verdachte naast de periode van voorarrest een directe consequentie op het delictgedrag ervaart en leert dat dergelijke feiten een grote impact op de slachtoffers en samenleving hebben. De Raad is er daarnaast van overtuigd dat de voorwaardelijke jeugddetentie ertoe kan dienen om de verdachte te motiveren niet opnieuw een delict te plegen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van Jeugdbescherming Amsterdam van 16 april 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte gedurende de afgelopen twee jaar een positieve ontwikkeling op alle gebieden heeft laten zien. Er is geen sprake van recidive of nieuwe politiecontacten. Alle gestelde doelen binnen het toezicht en de begeleiding zijn behaald, waardoor gesteld kan worden dat blijvende veiligheid gewaarborgd is. Op grond hiervan adviseert Jeugdbescherming om de verdachte geen toezicht en begeleiding meer op te leggen. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, dan sluit Jeugdbescherming zich aan bij het strafadvies van de Raad.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 9 mei 2023 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen en daarom is de redelijke termijn met zeven maanden overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen, zoals hieronder wordt uitgelegd.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin geldt als uitgangspunt bij een overval op een winkel een jeugddetentie vanaf vier maanden. Er kan sprake zijn van strafverhogende omstandigheden. Die zijn er in dit geval. Er is gedreigd met een wapen, er is sprake van medeplegen, en er waren ten tijde van de overval mensen op straat aanwezig die ongewild getuige zijn geweest van het feit.
Het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen is een jeugddetentie vanaf zes weken.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de feiten zoals door de verdachte gepleegd zonder meer een jeugddetentie rechtvaardigen. De rechtbank houdt zoals hierboven uiteen is gezet ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank in beginsel een jeugddetentie hebben opgelegd voor de duur van 180 dagen.
Naast de overschrijding van de redelijke termijn, houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat de verdachte sinds zijn schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling doormaakt. Hij heeft zich begeleidbaar opgesteld en heeft zich gehouden aan de schorsende voorwaarden. De verdachte is gemotiveerd om aan zijn toekomst te werken.
In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij ten tijde van het plegen van de huidige feiten in twee proeftijden liep van eerdere veroordelingen wegens geweldsdelicten, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden de huidige feiten te plegen.
Ook houdt de rechtbank rekening met de rol van de verdachte bij de poging overval. De rechtbank ziet de verdachte als de bedenker van de overval. Hij heeft zijn medeverdachten erbij gevraagd en hen aan het werk gezet zonder dat hij één stap in de juwelierszaak heeft hoeven te zetten. Ter zitting heeft de verdachte, ondanks de bewijsmiddelen in het dossier, geen verklaring willen geven voor zijn betrokkenheid bij dit delict. Het is het recht van de verdachte om deze houding aan te nemen maar hij heeft de rechtbank er daardoor nog niet van weten te overtuigen dat hij kan reflecteren op zijn gedrag en dat hij van de gevolgen heeft geleerd. De rechtbank acht het ook van groot belang dat de straf bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank de jeugddetentie voor een deel voorwaardelijk opleggen.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank ook een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur, opleggen.
De rechtbank heeft er verder naar gestreefd de op te leggen straf zo veel mogelijk in lijn te brengen met de straffen die worden opgelegd in de zaken van de medeverdachten.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, opleggen waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte ook een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren opleggen, bij niet voldoen te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] , ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.C. van Leeuwen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat deze hoofdelijk kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij voldoende is gebleken dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op de aard en ernst van de normschending, zoals blijkt uit de hierboven beschreven ernst van het feit, liggen de nadelige gevolgen hiervan voor de benadeelde partij zo voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter zitting en mede gelet op de normbedragen die worden genoemd in de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het overige deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 18 maart 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte ten opzichte van het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 maart 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, het vuurwapen van het merk Blow, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij parketnummer 13-128653-22 door de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam op 23 september 2022 voorwaardelijke opgelegde taakstraf van 20 uren ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
Ten aanzien van de bij parketnummer 23-001025-22 door het Gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2022 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 40 dagen vordert de officier van justitie dat in plaats daarvan tenuitvoerlegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, zal worden gelast.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie dat de voorwaardelijke jeugddetentie moet worden omgezet in een taakstraf.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
13-128653-22
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam op 23 september 2022 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
23-001025-22
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2022 en voor het einde van de proeftijd gepleegd.
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie worden gelast. In de ouderdom van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om in plaats daarvan tenuitvoerlegging in de vorm van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren te gelasten. De verdachte heeft inmiddels zijn leven op orde en er is daarbij sprake van een positieve ontwikkeling die doorkruist kan worden door het tenuitvoerleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
90 (negentig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (72 dagen), bij de eventuele tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
18 (achttien) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
een jaarvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
100 (honderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag van € 2.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 maart 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1 STK Wapen (omschrijving: PL1500-2023082093-2951399, Zwart, merk: Blow);
de vordering tenuitvoerlegging
T.a.v. parketnummer 13-128653-22
gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van
20 uren,subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-128653-22;
T.a.v. parketnummer 23-001025-22
gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van 40 dagen jeugddetentie de tenuitvoerlegging van een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van
80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam in de zaak met parketnummer 23-001025-22;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.P. Pereira Horta, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
en mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 mei 2025.
Bijlage I
Bewijsmiddelen feit 1
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal DH6R023016 Neeltje, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1517).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 18 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 13-17):
Ik ben eigenaar van een juwelierszaak op de [adres 2] te Leiden. Op 18 maart 2023 omstreeks 10:36 uur stond er een vrouw voor de tweede deur. Ik opende de deur voor de vrouw en al gelijk kwamen er twee mannen binnen rennen. De vrouw ging op de bank zitten in mijn juwelierszaak en de twee mannen probeerden de deur open te duwen, omdat ik bij de deur stond heb ik nog geprobeerd om de deur dicht te duwen. Eén man die binnen was gekomen wilde mij slaan.De andere man probeerde de vitrine kapot te slaan. In deze vitrine liggen sieraden van 21 en 14 karaat goud. Ik zag dat het niet lukte om deze kapot te slaan, hierop zijn de twee mannen weer vertrokken.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 69-86):
18-03-2023 10:36:30
Ik zag dat de man die in de winkel stond, bij mij ambtshalve bekend dat dit het slachtoffer was, naar de deur liep en deze opendeed . Ik zag dat er een vrouw met een telefoon in haar handen de juwelier binnenkwam.
Ik zag dat meteen hierop het slachtoffer de deur krachtig dichtdrukte, dat een andere persoon de deur vanaf de andere kant open drukte en binnenkwam, hierbij het slachtoffer naar de grond ging met zijn handen boven zijn hoofd.
Ik zag dat deze man een zwart vuurwapengelijkend voorwerp in zijn rechterhand vasthield en deze naar de grond richtte. Ik zag dat er een tweede persoon in de toegangsdeur stond. Ik zag dat man met witte capuchon vervolgens 2 keer krachtig met de kolf van het vuurwapengelijkend voorwerp op de vitrine met sierraden sloeg en dat er zwarte stukken van het wapen afkwamen.
Camera achterin juwelier:
18-03-2023 10:36:34
Ik zag dat de man met witte capuchon in zijn rechterhand het eerder omschreven vuurwapengelijkend vuurwerp vasthield en hierbij krachtig de deur probeerde te openen terwijl het slachtoffer krachtig de deur dicht hield . Ik zag dat hierbij een klein zwartkleurig voorwerp op de grond viel die er eerder nog niet lag. Vervolgens zag ik dat de man met de witte capuchon binnenkwam. Ik zag dat de man binnenkwam en het slachtoffer in elkaar op de grond dook. Ik zag dat terwijl dit gebeurde de man met witte capuchon het wapen met de loop omhoog richtte en hiermee een dreigende houding aannam ten opzichte van het slachtoffer.
18-03-2023 10:36:44
Ik zag dat de andere man in de hal tussen de 2 deuren in stond, dat hij op zijn borst een rugtas droeg, deze openstond, er een hoekig voorwerp uit pakte en deze op de grond tegen de openstaande deur plaatste terwijl de man met witte capuchon zoals eerder omschreven een aantal maal met de kolf van het wapen tegen de toonbank met sierraden aan sloeg. Ik zag dat dit hoekig voorwerp op de grond een baksteen betrof.
Camera in de sluis:
18-03-2023 10:36:26
Ik zag dat de vrouw links in beeld aan kwam gelopen en door de eerste toegangsdeur van buitenaf binnenkwam. Ik zag dat ze de toegangsdeur van buiten achter haar vasthield met haar rechterhand.
18-03-2023 10:36:33
Ik zag dat de man met de witte capuchon de eerste toegangsdeur, die op een kier stond binnenging. Ik zag dat kort hierop een ander persoon hem volgde.
3. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 27 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 192-211):
V: Vertel eens alles wat je weet over de overval op de juwelier in Leiden van zaterdag 18 maart 2023.
A: Het enige wat mij werd gezegd is dat ik de juwelier binnen moet lopen. We gingen met de auto.
V: Hoe wist je dan dat je mee ging?
A: Hij zei via Snapchat of ik zaterdag tijd had. Toen zei ik 'ja ik denk het wel. ' Toen ik vroeg waarom toen zeiden ze dat ik daar naar binnen moest lopen .
V: Wanneer kwam hij aan en hoe wist je dat hij het was?
A: Ik zag die auto en toen gaf hij een soort van knikje naar mij.
V: Waar stapte jij in?
A: Rechts achter in de auto.
V: Waarom niet rechtsvoor?
A: Daar zat hij.
V: Met wie ben je afgezet?
A: Die twee jongens.
V: Zijn dat de twee van de overval?
A: Ja.
V: En waar zaten deze twee jongens die met jou meegingen in de auto?
A: De andere twee op de achterbank.
V: Wat gebeurde er nadat jij had aangebeld bij de juwelier?
A: Je had twee deuren. Eentje kon je open doen en de ander moest je aanbellen. Ik deed de eerste deur open en belde aan. Toen deed die man de deur open en toen kwamen gelijk die jongens aan. Ik hoorde die man van de juwelier schreeuwen en toen zag ik dat zij opeens een wapen hadden. Toen hoorde ik een harde klap maar ik weet niet van wat.
V: Wie is ' [snapchat naam 1] '?
A: Dat is de Snapchat naam van die jongen die rechts voorin zat.
V: [snapchat naam 1] is degene die jou heeft gevraagd wat je zaterdag te doen hebt?
A: Ja.
V: Hebben wij [snapchat naam 1] ook op een van de camerabeelden gezien?
A: Nee.
De Snapchat naam van [snapchat naam 1] was iets met ' [snapchat naam 2] ' volgens mij .
4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 30 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 962-978):
V: Wij zijn benieuwd naar jouw verklaring over de poging overval van 18 maart 2023 op juwelier [bedrijfsnaam] . Wat kan jij ons vertellen?A: Dat ik op dat moment daar was. Met een baksteen en een groene rugtas.
Ik heb niets met de voorbereiding te maken. Ik ben ingezet voor de uitvoering.V: Wat kan je over daar wel over vertellen?A: Door een van de medeverdachten. Die hebben mij benaderd.
V: Welke rollen zijn er eigenlijk?A: Eentje was met het wapen. Eentje moest de vitrine kapot slaan. En eentje met de auto die ons moest brengen.V: Wie moest de vitrine kapot slaanA: Dat was ik.V: Hoe zou je dat moeten doen?A: Met een moker.V: Wat moest je er mee doen met die baksteen?A: Voor de deur open te houdenV: Wie heeft hem meegenomen?A: Die baksteen?V: JaA: IkkeV: Zei de persoon die de baksteen pakte nog wat?A: Ja hier baksteen.V: Toen wist jij waarvoor je hem moest gebruiken?A: Ja.V: Waar komt dat vuurwapen vandaan?A: Van de gene die de leiding had. Het was een nep vuurwapen.V: Wanneer is dat gezegd en gegeven dat vuurwapen?A: Het vuurwapen toen ik werd opgehaald werd hij gegeven. Toen werd die doorgegeven aan degene die met het wapen naar binnen zou gaan. In de auto is verteld dat het vuurwapen nep was en dat het een alarmpistool was.V: En dan, de overval. Hoe is dat gegaan?A: Diegene met het vuurwapen ging naar binnen als eerst. Het meisje had de deur open gedaan. Degene met het vuurwapen moest deze richten op die meneer. Hij wilde de vitrine kapot slaan maar het vuurwapen viel uit elkaar.V: Waarom zijn jullie zonder buit vertrokken?A: Omdat het wapen uit elkaar viel. Hij kon nergens meer mee bedreigen en toen zijn we weg gegaan.V: Zat zij erbij toen dat vuurwapen in de auto werd gegeven?A: Ja. Ik weet niet of ze het van te voren wist maar ze was erbij in de auto en heeft het gezien.V: Jij verklaart dat die andere twee jongens niet in de juwelier waren geweest. Waarom niet?A: Weet ik niet. Eentje was de driver. De ander was die het plan had bedacht. Wij twee moesten het uitvoeren.V: Tweeën of drieën?A: Drieën, het meisje eigenlijk ookV: En dan zijn jullie naar de scooters terug gerend en weggereden. Waar moesten jullie de scooters wegzetten?A: Dat is niet besproken. We reden een woonwijk in en we hadden hem daar neergelegd. We hebben ons toen omgekleed.V: Zijn jullie daar opgehaald?A: JaV: Door?A: Dezelfde als die ons heeft gebracht.V: Hoe wist hij waar hij jullie moest ophalen?A: Hij is gebeld door een medeverdachte. Hij heeft gezegd dat wij daar stonden.V: Was dat de medeverdachte die met de overval mee was?A: Nee.V: Hoe wist hij dan waar jullie waren?A: Ik had me telefoon mee.V: Hoe had jij contact?A: Via Signal.V: Diegene heeft toen verteld waar jullie heen moesten?A: Ja naar de supermarkt.V: Was hij daar dan al met de bestuurder?A: Nee. Bestuurder kwam later.V: [medeverdachte 4] zegt ook dat zijn vriend, waarvan hij zei dat dit [verdachte] was, ook bij jullie stond toen hij jullie ging ophalen. Hoe kwam [verdachte] daar dan?A: Die was daar al
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 12 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 982-997):
V: Wij zijn benieuwd naar jouw verklaring over de poging overval van 18 maart 2023 op juwelier [bedrijfsnaam] . Wat kan jij ons vertellen?A: Zoals ik al had aangegeven, dat ik erbij was. Ik wil wel zeggen ik heb geen plan bedacht ik heb niemand meegevraagd.V: Kunnen wij daarbij opmaken dat iemand anders het plan had bedacht en jou had meegevraagd?A: Dat kan. Het klopt.V: Was dat iemand die in de auto zat?A: JaV: Wanneer ben je benaderd?A: Een paar weken van tevorenV: Wat was jouw rol?A: Dat ik naar binnen moest gaan in de juwelier.V: Uit beelden komt naar voren dat jij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uitstappen bij de scooters? Zij hebben dat verklaard dus wat kan jij erover zeggen?A: KloptV: Hoe is de verdeling gegaan op de scooters?A: Ik had het meisje achterop en de andere zat op de andere brommerHet meisje liep voorop in juwelier en wij erachter aan, ze belde aan en wachten tot de man opendeed en vervolgens werd er naar binnen gerend.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 april 2025, voor zover inhoudende:
U vraagt mij of ik de jongens op de achterbank kende. Ja ik ken ze.
Ik heb het account ‘ [snapchat naam 2] ’ gebruikt.
U houdt mij de onderste foto op pagina 1059 voor met daarop de afbeelding van een wapen en een briefje met daarop [snapchat naam 2] . Ik heb dat briefje erbij geschreven.
7. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] , opgemaakt op 22 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 947-960):
V: Dus jij en [verdachte] zaten in de auto, waar zat [verdachte] ?A: Naast mijV: Wie heb jij al eerste opgehaald?A: Het meisje in Amsterdam Noord, het station als het goed isA: Ik ging weer terug naar Amsterdam west. Ik weet oprecht niet wie ik eerst heb opgehaald. [medeverdachte 3] pikte ik volgens op in de buurt van de Kinkerstraat en [medeverdachte 2] volgens mij in de buurt van Geuzenveld.V: [medeverdachte 1] is van de week nogmaals gehoord en ze verklaarde dat ze [verdachte] herkende dat ze met hem contact had gehad, klopt dat?A: Zou kunnenV: Waar is zij gaan zitten in de auto?A: Rechts achterinIk werd gebeld door [verdachte] en zei "' bro kan je terug komen om mij op te halen"
V: Wie stonden er nog meer?A: Ik zag ook die 2 jongens die mee zijn gereden. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .V: Waar was dit?A: Ook in een woonwijk. Ik ben er weleens eerder geweest Het was een andere locatie dan waar ik ze had afgezetV: Hoe wordt jij gebeld (WhatsApp, gewoon of Snapchat)?A: Bellen
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.