ECLI:NL:RBDHA:2025:9172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
09-076738-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een overval op een juwelierszaak in Leiden door een minderjarige

Op 19 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een overval op een juwelierszaak in Leiden op 18 maart 2023. De verdachte, geboren in 2008, was betrokken bij een overval waarbij zij samen met twee medeverdachten de juwelier heeft benaderd. De rechtbank oordeelde dat de bijdrage van de verdachte cruciaal was voor het slagen van de overval, aangezien zij de deur opende voor de medeverdachten, die vervolgens de juwelierszaak binnendrongen. De verdachte was op de hoogte van het plan en wist dat er een wapen zou worden gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen, waarvan 18 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €2.000,- toegewezen aan het slachtoffer, de juwelier, voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-076738-23
Datum uitspraak: 19 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 24 april 2025 (inhoudelijke behandeling) en 19 mei 2025 (sluiting onderzoek).
De officier van justitie in deze zaak is mr. P. de Mos en de advocaat van de verdachte is
mr. J.S. Jordan te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 18 maart 2023 te Leiden, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer
van haar mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak van die [slachtoffer] heeft voorgedaan en/of bij die juwelierszaak heeft aangebeld en/of (daarmee) die [slachtoffer] heeft bewogen de deur van zijn juwelierszaak te openen en/of
- (vervolgens) die juwelierszaak heeft betreden en/of zichtbaar voor die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast heeft gehouden en/of
- (vervolgens) (met een vuurwapen gelijkend voorwerp) heeft geprobeerd de vitrines in voornoemde juwelierszaak in te slaan
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] of omstreeks 18 maart 2023 te Leiden, ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van haar mededader(s), althans alleen
- die juwelierszaak heeft betreden en/of zichtbaar voor die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast heeft gehouden en/of
- (vervolgens) (met een vuurwapen gelijkend voorwerp) heeft geprobeerd de vitrines in voornoemde juwelierszaak in te slaan
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 maart 2023 te Leiden opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door zich voor te doen als klant van voornoemde juwelierszaak en/of bij die juwelierszaak aan te bellen en/of (daarmee) die [slachtoffer] te bewegen de deur van die juwelierszaak te openen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal DH6R023016 Neeltje, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1517).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 18 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 13-17):
Ik ben eigenaar van een juwelierszaak op de [adres 2] te Leiden. Op 18 maart 2023 omstreeks 10:36 uur stond er een vrouw voor de tweede deur. Ik opende de deur voor de vrouw en al gelijk kwamen er twee mannen binnen rennen. De vrouw ging op de bank zitten in mijn juwelierszaak en de twee mannen probeerden deur open te duwen, omdat ik bij de deur stond heb ik nog geprobeerd om de deur dicht te duwen. Eén man die binnen was gekomen wilde mij slaan.In deze vitrine liggen sieraden van 21 en 14 karaat goud. Ik zag dat het niet lukte om deze kapot te slaan, hierop zijn de twee mannen weer vertrokken.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 69-86):
18-03-2023 10:36:30
Ik zag dat de man die in de winkel stond, bij mij ambtshalve bekend dat dit het slachtoffer was, naar de deur liep en deze opendeed. Ik zag dat er een vrouw met een telefoon in haar handen de juwelier binnenkwam.
Ik zag dat meteen hierop het slachtoffer de deur krachtig dichtdrukte, dat een andere persoon de deur vanaf de andere kant open drukte en binnenkwam, hierbij het slachtoffer naar de grond ging met zijn handen boven zijn hoofd.
Ik zag dat deze man een zwart vuurwapengelijkend voorwerp in zijn rechterhand vasthield en deze naar de grond richtte. Ik zag dat er een tweede persoon in de toegangsdeur stond. Ik zag dat man met witte capuchon vervolgens 2 keer krachtig met de kolf van het vuurwapengelijkend voorwerp op de vitrine met sierraden sloeg en dat er zwarte stukken van het wapen afkwamen.
Camera achterin juwelier:
18-03-2023 10:36:34
Ik zag dat de man met witte capuchon in zijn rechterhand het eerder omschreven vuurwapengelijkend vuurwerp vasthield en hierbij krachtig de deur probeerde te openen terwijl het slachtoffer krachtig de deur dicht hield. Ik zag dat hierbij een klein zwartkleurig voorwerp op de grond viel die er eerder nog niet lag. Vervolgens zag ik dat de man met de witte capuchon binnenkwam. Ik zag dat de man binnenkwam en het slachtoffer in elkaar op de grond dook. Ik zag dat terwijl dit gebeurde de man met witte capuchon het wapen met de loop omhoog richtte en hiermee een dreigende houding aannam ten opzichte van het slachtoffer.
18-03-2023 10:36:44
Ik zag dat de andere man in de hal tussen de 2 deuren in stond, dat hij op zijn borst een rugtas droeg, deze openstond, er een hoekig voorwerp uit pakte en deze op de grond tegen de openstaande deur plaatste terwijl de man met witte capuchon zoals eerder omschreven een aantal maal met de kolf van het wapen tegen de toonbank met sierraden aan sloeg. Ik zag dat dit hoekig voorwerp op de grond een baksteen betrof.
Camera in de sluis:
18-03-2023 10:36:26
Ik zag dat de vrouw links in beeld aan kwam gelopen en door de eerste toegangsdeur van buitenaf binnenkwam. Ik zag dat ze de toegangsdeur van buiten achter haar vasthield met haar rechterhand.
18-03-2023 10:36:33
Ik zag dat de man met de witte capuchon de eerste toegangsdeur, die op een kier stond binnenging. Ik zag dat kort hierop een ander persoon hem volgde.
18-03-2023 10:36:36
Ik zag dat de man met donkerkleurige capuchon uit zijn open rugtas een voorwerp haalde dat lijkt op een baksteen en ook de tweede toegangsdeur betrad.
3. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 24 april 2024;
De rechtbank ziet op de beelden van de juwelier (1679226583691) de verdachte voor de juwelier staan. De rechtbank ziet de verdachte de deur open doen. De rechtbank ziet de verdachte naar rechts kijken.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 april 2025, voor zover inhoudende:
Ik ben via Snapchat gevraagd om mee te doen. Het is van tevoren besproken wat ik zou doen. Ik moest de deur van de juwelier openen. Dat was mij verteld door degene met wie ik contact had via Snapchat.
De jongens stonden om het hoekje.
Het klopt dat in de auto het wapen is doorgegeven. Ik heb het wapen in de auto gezien.
5. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 27 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 196):
V: Wanneer wist je dat je op pad moest?
A: Een paar dagen ervoor. Hij zei via Snapchat of ik zaterdag tijd had. Toen ik vroeg waarom toen zeiden ze dat ik daar naar binnen moest lopen.
3.4
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat op 18 maart 2023 geprobeerd is om de juwelierszaak van [slachtoffer] in Leiden te beroven. De verdachte heeft bekend dat zij hierbij betrokken is geweest. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen dat haar handelen kan worden beschouwd als medeplegen bij de poging tot overval.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen ter verwezenlijking van een gezamenlijk crimineel doel. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening gehouden worden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In de zaak van de verdachte acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
De verdachte is een paar dagen voor 18 maart 2023 via Snapchat benaderd om mee te doen aan de overval. De verdachte is gevraagd om de deur van de juwelierszaak te openen, zodat twee anderen naar binnen konden komen om de juwelierszaak te overvallen. Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 18 maart 2023 door twee personen is opgehaald bij station Amsterdam Noord. Zij hebben vervolgens nog twee personen opgehaald waarna zij met de auto naar Leiden zijn gereden. In de auto is het wapen wat zou worden gebruikt doorgegeven. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij dat wapen in de auto heeft gezien. De verdachte is in Leiden bij één van de medeverdachten achterop een scooter gaan zitten, waarna zij richting de juwelierszaak zijn gereden. Toen zij bij de juwelierszaak waren aangekomen, heeft de verdachte aangebeld. De rechtbank heeft de beelden tijdens de zitting bekeken en stelt op basis van haar eigen waarneming vast dat de verdachte direct voorafgaand aan het binnendringen door de medeverdachten van de juwelierszaak nog contact met hen heeft gehad, doordat zij naar rechts keek, waar de medeverdachten stonden te wachten, terwijl zij de eerste deur opende. Daarbij komt dat zij die eerste deur lang genoeg heeft opengehouden voor de medeverdachten om hen de toegang tot de juwelierszaak te verschaffen.
De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van de verdachte cruciaal is geweest bij de poging tot het plegen van de overval. Immers, zonder de bijdrage van de verdachte hadden de twee medeverdachten de juwelierszaak niet kunnen binnendringen. Daar komt nog bij dat de verdachte vanaf het begin op de hoogte was van het plan voor deze overval, dat zij wist dat daarbij een wapen zou worden gebruikt en dat zij gezamenlijk met de medeverdachten naar de juwelier is gegaan, vanuit Amsterdam naar Leiden.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan het feit – in het licht van haar betrokkenheid en mate van wetenshap – meer omvat dan alleen maar faciliterend of ondersteunend. De verdachten hebben het feit in gezamenlijke uitvoering gepleegd en de rechtbank acht de bijdrage van de verdachte daarbij van voldoende gewicht om haar als medepleger te beschouwen.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 18 maart 2023 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningweg te nemen sieraden, toebehorende aan [slachtoffer] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met een of meer van haar mededaders,
- zich als klant van de juwelierszaak van die [slachtoffer] heeft voorgedaan en bij die juwelierszaak heeft aangebeld en daarmee die [slachtoffer] heeft bewogen de deur van zijn juwelierszaak te openen en
- vervolgens die juwelierszaak heeft betreden en zichtbaar voor die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast heeft gehouden en
- vervolgens met een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft geprobeerd de vitrines in voornoemde juwelierszaak in te slaan
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden
vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 18 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van één jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 18 maart 2023 als veertienjarige schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval op een juwelierszaak in Leiden. De verdachte is in de ochtend van 18 maart 2023 met haar medeverdachten vanuit Amsterdam in een auto naar Leiden gereden. Zij is met twee medeverdachten in Leiden afgezet waarna zij samen met hen op een scooter naar de juwelierszaak is gereden. De verdachte is als eerste naar de juwelierszaak gelopen. Zij heeft vervolgens aangebeld zodat het slachtoffer, de juwelier, de deur zou openen. Nadat het slachtoffer de deur opende, zijn de medeverdachten de juwelierszaak binnengedrongen. Een medeverdachte heeft daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vastgehad en heeft daarmee een zeer dreigende houding aangenomen ten aanzien van het slachtoffer. Vervolgens heeft de medeverdachte geprobeerd met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp het glas van de vitrinekast te breken, maar dit is niet gelukt. Daarna zijn de medeverdachten zonder buit de juwelierszaak ontvlucht.
Een dergelijke brutale (poging tot een) overval is een buitengewoon ernstig strafbaar feit en heeft heftige gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als traumatisch ervaren en nog geruime tijd te kampen kunnen hebben met de gevolgen van deze angstaanjagende ervaringen. Dit is ook het geval geweest bij het slachtoffer, dat nog lang na 18 maart 2023 angstig is geweest om zijn werk als juwelier uit te voeren. Bovendien heeft een dergelijk feit ook zijn weerslag op de samenleving in het algemeen, zeker nu het feit plaatsvond op klaarlichte dag, terwijl winkelend publiek langs de juwelierszaak liep en het voorval zag en daarvan schrok.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 maart 2025, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dit heeft verder geen invloed op de strafoplegging, omdat een blanco strafblad het uitgangspunt is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 18 april 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het algemene recidiverisico laag is. De verdachte heeft zich de afgelopen twee jaar aan de schorsende voorwaarden gehouden en op verschillende vlakken een ontwikkeling laten zien. Zij heeft haar vmbo-t diploma behaald en zit nu op de beroepshavo. Het lukt de verdachte beter om zich thuis aan afspraken en regels te houden. De Raad maakt zich wel zorgen om het softdrugsgebruik van de verdachte. Ook maakt de Raad zich zorgen over de geestelijke gezondheid van de verdachte. Zij heeft in het verleden te maken gehad met negatieve gebeurtenissen waardoor zij mogelijk trauma's heeft opgelopen. De Raad vindt het belangrijk dat de verdachte haar therapie blijft voortzetten. Als de verdachte wordt veroordeeld vindt de Raad een geheel voorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf de meest passende straf. De Raad vindt voortzetting van een jeugdreclasseringsmaatregel niet nodig, omdat de verdachte de afgelopen twee jaar deze begeleiding heeft gehad en een groei heeft doorgemaakt. Het is wel van belang dat de ingezette hulpverlening in het vrijwillig kader wordt voortgezet.
De deskundige van Jeugdbescherming Amsterdam heeft ter zitting naar voren gebracht dat de begeleiding in de afgelopen twee jaren goed is verlopen. De verdachte heeft zich positief ingezet richting de hulpverlening.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 18 maart 2023 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen en de redelijke termijn is daarom met negen maanden overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen, zoals hieronder wordt uitgelegd.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin geldt als uitgangspunt bij een overval op een winkel een jeugddetentie vanaf vier maanden. Er kan sprake zijn van strafverhogende omstandigheden. Die zijn er in dit geval. Er is gedreigd met een wapen, er is sprake van medeplegen, en er waren ten tijde van de overval mensen op straat aanwezig die ongewild getuige zijn geweest.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het feit zonder meer een jeugddetentie rechtvaardigt. De rechtbank houdt zoals hierboven uiteen is gezet ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank in beginsel een jeugddetentie hebben opgelegd voor de duur van 150 dagen.
Naast de overschrijding van de redelijke termijn, houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte ook nog rekening met het feit dat de verdachte sinds haar schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling doormaakt. Daarnaast houdt de rechtbank ook rekening met het geringere aandeel van de verdachte bij het strafbare feit en haar proceshouding. De verdachte heeft na haar aanhouding op 18 maart 2023 snel openheid van zaken gegeven, waardoor de medeverdachten opgespoord konden worden. De rechtbank acht het ook van groot belang dat de straf bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank de jeugddetentie voor een deel voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van één jaar.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank ook een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank heeft er verder naar gestreefd de op te leggen straf zo veel mogelijk in lijn te brengen met de straffen die worden opgelegd in de zaken van de medeverdachten.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie van 30 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, opleggen waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte ook een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren opleggen, bij niet voldoen te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] , ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.C. van Leeuwen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat deze hoofdelijk kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de hoogte van de vordering. De verdediging heeft wel verzocht om de vordering niet hoofdelijk op te leggen, zodat de verdachte niet in contact hoeft te komen met de medeverdachten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij voldoende is gebleken dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op de aard en ernst van de normschending, zoals blijkt uit de hierboven beschreven ernst van het feit, liggen de nadelige gevolgen hiervan voor de benadeelde partij zo voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter zitting en mede gelet op de normbedragen die worden genoemd in de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het overige deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 18 maart 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte ten opzichte van het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 maart 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
primair:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
30 (dertig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (12 dagen), bij de eventuele tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
18 (achttien) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
een jaarvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
60 (zestig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag van € 2.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 maart 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met haar mededaders de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door haar mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, kinderrechter,
en mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 mei 2025.