ECLI:NL:RBDHA:2025:9189

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
NL25.12563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 17 maart 2025 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 8 april 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister het beroep ongegrond verklaart, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening door de minister in behandeling had moeten worden genomen, omdat hij in Duitsland gedwongen is om zijn vingerafdrukken af te staan en hij vreest dat zijn aanvraag daar niet zorgvuldig zal worden behandeld. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag niet op grond van artikel 17 in behandeling hoefde te nemen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12563
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser,

(gemachtigde: mr. R. Hijma),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. L. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 maart 2025 niet in behandeling genomen omdat volgens de minister Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, E. Battalogle als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk heeft en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
5. Eiser voert aan dat de minister zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Eiser stelt dat hij in Duitsland is gedwongen zijn vingerafdrukken af te staan. Het was nooit zijn bedoeling om in Duitsland asiel aan te vragen. Eisers broer woont in Nederland en daarom wil hij dat zijn asielaanvraag hier wordt behandeld. Zijn broer kan hem helpen hier een bestaan op te bouwen. Voorts vreest eiser dat de toenemende spanningen in Duitsland rond immigratie hem parten zullen gaan spelen en hem zullen beletten daar een bestaan op te bouwen. Volgens eiser bestaat de kans dat zijn asielaanvraag in Duitsland niet zorgvuldig zal worden behandeld en dat zijn aanvraag versneld zal worden afgewezen. Eiser wijst daarbij op het AIDA-rapport, update 2023, waaruit volgt dat Turkse asielzoekers een geringe kans van slagen hebben. Verder heeft Duitsland een deal gesloten met Turkije om afgewezen asielzoekers in grote getalen uit te zetten en wil Duitsland asielzoekers terugsturen bij de grens. Dit volgt uit een artikel van de Kanttekening van 30 september 20242 een artikel van de Volkskrant van 29 januari 2025.3 Ter zitting heeft eiser ook aangevoerd dat hij in Duitsland niet veilig is vanwege een bloedvete.
Kan ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
6. De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de minister, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan mag uitgaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Duitsland, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Duitse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake als de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. In de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 december 20244 en 13 januari 20255 heeft de Afdeling namelijk geoordeeld dat ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. In de uitspraak van 13 januari 2025 heeft de Afdeling ook het AIDA-rapport, update 2023 meegewogen. Eiser heeft met de overgelegde stukken niet aannemelijk gemaakt dat eiser als gevolg van het niet nakomen van de internationale verplichtingen door de Duitse autoriteiten een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. De nieuwsberichten van de Volkskrant en van de Kanttekening over Duitsland maakt niet dat ten aanzien van Duitsland niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dat Duitsland asielzoekers wil terugsturen bij de grens, betreft een eventuele onzekere toekomstige gebeurtenis waarmee de minister geen rekening hoeft te houden. Dat er ten opzichte van het aantal ingediende asielaanvragen in 2023 slechts een klein aantal is ingewilligd, maakt op zichzelf niet dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Dit biedt immers te weinig informatie om daaraan enige conclusie te verbinden, laat staan dat hieruit volgt dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure. Het overzicht in het AIDA-rapport biedt daarvoor ook geen concrete aanknopingspunten. Bovendien garandeert Duitsland met het claimakkoord dat het eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling neemt met inachtneming van de Europese richtlijnen. Als eiser toch problemen ondervindt, mag van hem worden verwacht dat hij klaagt bij de Duitse autoriteiten. Er is niet gebleken dat eiser dit tevergeefs heeft geprobeerd of dat dit voor hem onmogelijk zal zijn.
2 https://dekanttekening.nl/nieuws/duitsland-stuurt-13-000-afgewezen-asielzoekers-terug-naar- turkije/.
3 https://www.volkskrant.nl/buitenland/duitsland-wil-asielzoekers-terugsturen-bij-de-grens-cdu-en-extreemrechtse-afd-trekken-samen- op~b8080ee5/?utm_campaign=shared_earned&utm_medium=social&utm_source=copylink.
Had de minister toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister de asielaanvraag van eiser niet op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling hoefde te nemen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser graag bij zijn broer in Nederland wil verblijven, is dit geen bijzondere, individuele omstandigheid die maakt dat overdracht aan Duitsland onevenredig hard is. Ook de bloedvete waarover eiser op zitting voor het eerst heeft verklaard, maakt dit niet anders. De minister heeft ter zitting terecht gemotiveerd dat eiser zich voor bescherming kan wenden tot de Duitse autoriteiten. Voor zover eiser met de grond dat zijn asielaanvraag in Duitsland niet zorgvuldig zal worden behandeld en de deal die tussen Duitsland en Turkije is gesloten, betoogt dat dit had moeten worden meegewogen in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening, volgt de rechtbank dit niet. Gelet op wat de rechtbank hierover in rechtsoverweging 6 en 7 heeft overwogen, maken deze omstandigheden overdracht naar Duitsland niet onevenredig hard. Verder is de intentie van eiser om in Nederland asiel aan te vragen niet relevant voor de toepassing van de Dublinverordening. Als eiser van mening is dat de Duitse autoriteiten zijn vingerafdrukken onder dwang hebben afgenomen, dient eiser hierover te klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser mag worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.