ECLI:NL:RBDHA:2025:9207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
NL25.21724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Tunesië

Op 14 maart 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser, een Tunesische nationaliteit hebbende, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De minister heeft op 16 mei 2025 de maatregel van bewaring opgeheven. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft direct na de zitting mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat er geen zicht op uitzetting naar Tunesië is. Eiser is op 16 mei 2025 uitgezet, wat betekent dat er in zijn specifieke geval wel degelijk zicht op uitzetting was. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzetting van eiser, met verschillende acties die zijn ondernomen om de uitzetting te realiseren. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 1 april 2025 geoordeeld dat een lichter middel niet volstaat om de uitzetting te verzekeren. Er zijn geen gronden gevonden om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en de opheffing van de maatregel.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 mei 2025 door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21724
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2025 in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

1. De minister heeft op 14 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.2.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
1.3.
De minister heeft de maatregel van bewaring opgeheven op 16 mei 2025.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding van de proceskosten. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst in de uitspraak van 1 april 2025. [2] De rechtbank toetst in dit geval alleen of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 28 maart 2025 tot en met de opheffing van de maatregel op 16 mei 2025 (geformaliseerd op 19 mei 2025) rechtmatig was. [3]
4. Er is geen aanleiding om te oordelen dat zicht op uitzetting naar Tunesië in algemene zin ontbreekt. [4] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is uitgezet op 16 mei 2025 en er bestond dus ook in het specifieke geval van eiser zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn.
5. Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Uit de voortgangsrapportage volgt dat sinds het sluiten van het vorige onderzoek er schriftelijk is gerappelleerd bij de Tunesische autoriteiten, laatstelijk op 1 mei 2025. Ook is er op 16 april 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Daarnaast heeft de minister op 28 april 2025 extra aandacht gevraagd bij de ambassade van Tunesië. Deze gang van zaken acht de rechtbank voldoende voortvarend.
6. De rechtbank overweegt tot slot dat zij in haar eerdere uitspraak van 1 april 2025, heeft geoordeeld dat het toepassen van een lichter middel niet volstaat om de uitzetting van eiser te verzekeren. In de door eiser aangevoerde omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat een lichter middel nu wel had kunnen volstaan of dat de voortzetting van de vreemdelingenbewaring niet langer gerechtvaardigd was.
7. De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het opheffen van de maatregel op enig moment onrechtmatig was.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2025 door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en gepseudonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.NL25.12194.
3.Zie ook artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 januari 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:275).