ECLI:NL:RBDHA:2025:9208
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging overdrachtstermijn Dublinverordening wegens onderduiken van asielzoeker
In deze zaak heeft eiser, van Syrische nationaliteit, op 10 juni 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft ook een asielaanvraag ingediend in Kroatië, wat leidde tot een claimverzoek van de minister bij de Kroatische autoriteiten op 4 juli 2024. De Kroatische autoriteiten hebben dit verzoek op 18 juli 2024 geaccepteerd, waardoor de minister de asielaanvraag van eiser in Nederland niet in behandeling nam. Eiser moest binnen zes maanden aan Kroatië worden overgedragen. Echter, op 14 januari 2025 heeft de minister de overdrachtstermijn met achttien maanden verlengd, omdat eiser ondergedoken was. Eiser had de opvanglocatie verlaten zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfsplaats.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze verlenging. Tijdens de zitting op 9 mei 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelt dat eiser op de hoogte was van zijn verplichtingen om zich beschikbaar te houden en wijzigingen in zijn verblijfsplaats te melden. Eiser was niet aanwezig op de opvanglocatie op 13 januari 2025, wat leidde tot een melding van onbekende bestemming door het COA. De rechtbank concludeert dat de minister de overdrachtstermijn terecht heeft verlengd, omdat eiser doelbewust onderduikte. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van proceskosten.