ECLI:NL:RBDHA:2025:9221
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 26 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 7 maart 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen en het verzoek om een voorlopige voorziening apart te behandelen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Dit houdt in dat de rechtbank het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand houdt. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft op 12 november 2024 een verzoek om overname aan Frankrijk gedaan, dat op 10 januari 2025 is aanvaard. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij bij overdracht aan Frankrijk een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU-Handvest, omdat hij geen opvang van overheidswege zou krijgen.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De verwijzing naar het AIDA-rapport van 24 mei 2024 is niet voldoende om aan te tonen dat er een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser kan worden overgedragen aan Frankrijk, zonder recht op vergoeding van proceskosten.